Poperinge 1914

Tijdens de Eerste Wereldoorlog fungeerde Poperinge dienst als zetel van de geallieerde troepen die aan de strijd rondom Ieper deelnamen. De hoeveelheid Britse troepen in en om Poperinge zou op een gegeven moment rond de 250 000 gelegen hebben. Voor de oorlog telde de stad ongeveer 11 000 inwoners.

Wanneer de Duitse legertroepen midden oktober 1914 aan de oevers van de IJzer waren beland, lag Poperinge ruim 12 kilometer achter het front. De stad was ingedeeld in 12 gebieden: de Hamhoek, de Peselhoek, de Oosthoek, de Edewaarthoek, de Haeghebaerthoek Sint Jan, de Haeghebaerthoek, de Lyssenthoek, de Wipperhoek, de Helhoek, de Schoudemonthoek, de Hipshoek en de Eeckhoek. Hoewel Poperinge voortdurend bedreigd werd is het nooit plat gebombardeerd doordat het pas na de Tweede slag om Ieper bereikbaar voor Duitse artillerie.

In oktober 1914 lag de focus van het Franse leger vooral op Ieper en willen ze Poperinge uitbouwen als verkeersknooppunt. Om die reden worden Franse territoriale ingekwartierd op het stadhuis van Poperinge. Als garnizoensstad had het een belangrijke spoorwegverbinding met Frankrijk en was daardoor vier jaar lang de draaischijf voor de vernietigende oorlogsmachine. Al vroeg in de oorlog werden ook 4 vliegpleinen aangelegd: in Abele waar enkele units van de Royal Flying Corps en later Royal Air Force gestationeerd worden langs de Dodemanstraat, in Proven langs de Blekerijweg, langs de Krombeekseweg nabij ‘De Lovie’ en voorbij ”t Hooge’ langs de Provenseweg (Eikhoek). Naast duizenden soldaten, zochten ook honderden gezinnen uit de Westhoek een veilige plaats in Poperinge en omgeving. Maar: te veel volgens legeroversten die dit als een belemmering voor hun oorlogsactiviteiten zagen. Inwoners en vluchtelingen die het zich konden veroorloven vertrokken al vroeg in de oorlog met de boot naar Engeland. Anderen vertrokken pas na de eerste aanvallen met chloorgas. In de jaren voor de oorlog was een tramverbinding met Veurne aangelegd, waardoor de stad een belangrijke verzamelenplaats werd om leerplichtige kinderen naar buitenlandse opvangplaatsen te evacueren. Ondanks de vele dreigende oproepen kwam een volksverhuizing pas opgang bij de start van het Duitse lenteoffensief in 1918, wanneer ook de lokale bevolking naar Frankrijk vluchtte.

Het leger van de keizer valt op 4 augustus 1914 het Belgische grondgebied binnen. 

Na de val van Antwerpen en zijn terugtocht langs de kust, had het Belgische leger in oktober de IJzervlakte bereikt. Koning Albert, opperbevelhebber van het Belgische leger nam de 25ste het besluit om de sluizen in Nieuwpoort te openen om de lage Vlaamse vlaktes onder water te zetten en de Duitse opmars naar het Kanaal te verhinderen. Vanaf dan concentreerden de vijandelijke troepen zich op de regio rond Ieper waar ze hoopten op een beslissende doorbraak. Ondanks hun numerieke superioriteit slaagden de Duitsers er niet in hun offensief te verwezenlijken en eindigde de operatie in november, zowel vanwege de massale komst van Franse versterkingen als vanwege de komst van winterse omstandigheden. Het mislukken van de “race naar de zee” markeerde het begin van een modder- en loopgravenoorlog. Poperinge dat op een veilige afstand van het front lag en 11.700 inwoners telde, werd ondertussen overspoeld door vluchtelingen terwijl de Franse en Britse legers hun kantonnementen opstelden en ambulanceposten inrichten in scholen en magazijnen.
De lokale bestuurders riepen de bevolking op om kalm blijven, zich niet te laten misleiden door alweters en zich niet te veel te bekommeren over hun nabije toekomst: binnen enkele maanden zou het gevaar geweken zijn. Geen geruchten te geloven als zouden er geen levensmiddelen genoeg zijn. Grote kruidenierswinkels hadden hun producten niet verhoogd in prijs en van alle kanten kwamen er voldoende levensmiddelen in ons land toe. De voorbije dagen hadden ook meer dan 15.000 vrijwilligers zich aangeboden om dienst te nemen bij het Belgische leger.

Op zaterdag 8 augustus om 10 uur wordt in het stadhuis een hulporganisatie opgericht onder voorzitterschap van burgemeester Felix van Merris, en in het Gasthuis worden 2 ziekenzalen ontruimd om een 60-tal bedden te kunnen plaatsen. Er waren ook plannen om de grote zaal van het stadhuis en een gesticht langs de Bruggestraat in te richten om gekwetsten te kunnen verzorgen. Hector Vandepitte, een hophandelaar wiens zoon soldaat was, schonk 5000 fr. aan de hulporganisatie en Graaf Jozef de Brouchoven de Bergeyck richt twee zalen in zijn kasteel “De Lovie” in met 18 bedden voor gekwetsten van de oorlog. Nestor Lahaye wordt aangesteld als bevelhebber van een burgerwacht. Ondanks de vele onheilspellende berichten wordt op zondag 9 augustus tussen 7 en 8 uur in café “In de Zwaluw” bij Gustaaf D’Amour langs de Watoustraat een vinkenzetting gehouden. In Krombeke was er die dag ook een Gaaibollingen in herberg “Het Lekkertje”.

Hopmagazijn H.Vandepitte

19 augustus: gestorven in de omgeving van Kortbeek-lo: RIDEZ Julien (°Watou 1893) soldaat 3de linie regiment

21 augustus: gestorven te Leuven: LEBBE Georges (°Watou 1893) soldaat 3de linie regiment

De eerste vluchtelingen

Enkele families uit Leuven (23 personen) krijgen op dinsdag 18 augustus opvang bij de zusters Benedictinessen in de Boeschepestraat. Enkele hopboeren zijn al aan het plukken. De kwaliteit is bijzonder goed en zuiver van ongedierte. De opbrengst zal meevallen, maar sinds een maand is er geen handel meer in hop. Op maandag 31 augustus begint de jaarlijkse hoppluk. Het voorbije jaar kwamen 10.000 hopplukkers uit Vlaanderen en omstreken van Rijsel. Om de veiligheid te verzekeren wordt beslist dat elke plukker een identiteitsbewijs en getuigschrift van goede zeden moet kunnen voorleggen. Het was aangeraden om niet naar de hopstreek te komen wanneer men niet zeker was van werk te vinden. 

Abele/grens

SEPTEMBER

+ 3 september: DINEUR Lodewijk (kapitein) overleden in verpleeghuis Wilebroek

+ 29/30 september + SEYS Achiel (°Watou 1889) korporaal 23e linie

In Watou verblijven vluchtelingen uit Ledegem, Ieper, Elverdinge, Zandvoorde,… ondermeer bij Emiel Swyngedouw in de Kapellestraat (vluchtelingen uit Ledegem), bij Jules Vallaeys – Grote Markt, bij Jules Oreel – Abele-plaats, bij Henri Demey – ‘Witten Huizen’, bij Richard Meese – Kleine Markt, bij Henri Leblon -Abele, bij Paresys Demol – Winnezelestraat, bij Omer Verbouwe – Driekoningenhoek, bij Alidor Degraeve – ‘Witten Huizen’, bij Jules Deheegher-Huys – Palingstraat, bij Camiel Debaene-Pety – Pauwhoek, bij Georges Verleene – Roesbruggestraat, bij Henriette Vanholme – Vijfhoekstraat, bij Arsène Gantois – Pauwhoek, bij Achiel Dezitter – Callestraat, bij Jules Vanneste – Abelestraat, enz…

OKTOBER

Zoals voorgaande jaren worden de scholen op 1 oktober heropend alhoewel veel kinderen niet komen opdagen omwille van de grote troepenbeweging in de stad. Verlegen ouders komen hun kinderen terug afhalen aan de schoolpoort wanneer 20 Duitse soldaten op maandag 5 oktober door de stad trekken. Enkele inwoners verlaten reeds de stad. Tijdens de nacht trekken enkele honderden Duitse soldaten door de straten. Dezelfde dag komen 150 vluchtelingen uit de omgeving van Aalst in Watou aan en krijgen dankzij het gemeentebestuur opvang bij landbouwers. 

Een getuige: tussen Poperinge en Ieper krioelt het van de Uhlanen (1). Maandag morgen 8 oktober deed de veldwachter van Westouter zijn ronde om de bewoners te verwittigen dat het gebruik van fietsen verboden was, toen hij door enkele Ulanen werd omsingeld. De soldaten namen zijn revolver af en trokken hem mee naar het dorpsplein waar hij samen met de burgemeester en 2 medewerkers aan het hek rond het kerkhof werd gebonden. De veldwachter werd doodgeschoten in aanwezigheid van zijn vrouw en kind die met de dood werden bedreigd. De burgemeester en zijn medewerkers werden vrijgelaten nadat ze zweepslagen in het gezicht en op het lichaam kregen.

+ overleden 2 oktober: DEQUIDT Karel (Watou 25 j. ) soldaat 3de linie, overleden in Antwerpen/hospitaal

+ overleden op 3 oktober: HUYGHE August (Watou 21 j.) soldaat 12de linie overleden in Antwerpen/hospitaal

+ overleden op 6 oktober: QUAGHEBEUR C soldaat 2e jagers te voet overleden in Antwerpen/hospitaal

  • 7 oktober: BEHEYT Sylvain (soldaat/vriwilliger) dood binnengebracht in Burgerlijk Gasthuis van Sint-Niklaas
  • FEYS Gaston verblijft in Gent – Ambulance ‘Soeurs Francuiscaines’
  • D’AMOUR Guillaume (klaroen 23 linie) verblijft in Antwerpen – Ambulance ‘rue des Prêtres’
  • CHRISTIAANS Maurice (21e linie) verblijft in Hoboken – Ambulance n°2, ‘rue Van Schoonbeke’
  • MOURISSE Felix (25e linie) verblijft in Antwerpen – Hôpital Militaire Annexe 3, ‘Rue du Grand Chien’

Er verblijven  dan nog 1494 vreemde plukkers in Watou: sommige landbouwers kunnen voorlopig geen vluchtelingen opnemen omdat het werk van de vreemde plukkers in de hopasten nog niet af is.
Een plaatselijke hulporganisatie en het Rode Kruis zorgen voor opvang in het Bertengesticht langs de Elverdingestraat wanneer op dinsdag en woensdag ook in Poperinge 216 vluchtelingen aankomen uit de regio Aalst. Aan de bevolking wordt gevraagd om geld en kledij te schenken aan Eerwaarde Moeder die het Gasthuis voor ongeneesbare mannen in de Bruggestraat bestuurd. Ondanks er nog enkele Uhlanen in de stad verblijven is het overwegend rustig. Enkel kinderen die in de buurt van kloosters wonen durven naar school gaan.

Zusters Paulinen die op vrijdag 9 oktober uit Westouter zijn weggevlucht krijgen enkele dagen opgevangen in het St.-Michielsgesticht langs de Werfstraat. Enkelen slapen in het Gasthuis. Wanneer de gevechten op de Catsberg heviger worden hoort men voor de eerste kanonnen bulderen tot in Poperinge. Ondanks het sombere weer is het kanonvuur goed te zien. Burgers gaan zelfs te voet of met de trein naar Abele en Godewaertsvelde om de gevechten van op afstand te volgen. Anderen stoppen verschrikt en verwonderd met werken of slaan op de vlucht naar Calais waar ze het Kanaal naar Engeland oversteken. Op het domein ‘De Lovie’ verblijft het 20e Corps Armée Français vanaf 9 oktober. – In Reningelst worden vanaf 9 oktober alle scholen gesloten. De lokalen werden ingenomen door Engelse of Franse troepen. – In Watou komt een groep Zwarte Zusters uit Ieper aan met weeskinderen uit hun instituut. In de vooravond van zaterdag 10 oktober komen 6 Duitse soldaten van het 4de Cavaleriecorps overnachten in een herberg rechtover de Melkerij, waardoor nog meer paniek ontstaat bij de burgers die pakken en reiszakken – die sinds lang klaar staan – nog eens worden nagezien.

Een getuige: Op 11 oktober vernemen we dat een patrouille Ulhanen uit Beieren gebiecht hadden in de kerk van Reningelst en daarna naar de communie waren geweest. In de namiddag zagen we 8 paarden drinken in een beekje op het gehucht ‘de Kerselaar’: de ruiters zelf zaten achter een dam van de gracht, vier aan iedere kant van de steenweg. Ik zag de glazen van hun verrekijker glinsteren in het licht. Ik loop terug om mijn andere huisgenoten te verwittigen als achter de haag een gedempte stem vraagt “Waar zijn ze?”. Vier Belgische cyclisten – zwarte mannekes – liggen daar in een hinderlaag. Zij reiken mij hun geweren aan, springen over de haag en volgen mij naar de herberg. Onderweg zien we een Taube (2) boven ‘de Kerselaar’ en rennen de Uhlanen weg. De volgende nacht bij heldere hemel reden 250 Duitse ruiters door de stad. Hun lansspitsen glinsteren in het maanlicht.

Op maandag 12 oktober omstreeks 4 uur in de namiddag, vernemen Franse soldaten dat een Duitse patrouille afkomt langs de Doornstraat. Twee posten zetten zich op de Markt klaar langs beide kanten van de Veurnestraat en een 5-tal daalt de trappen af bij de Vleterbeek langs de kant van het politiebureel, terwijl enkelen zich klaar zetten achter het fruitkraam dat altijd op het Marktplein staat. De Duitsers komen uiteindelijk niet langs de stad, maar nemen de vlucht langs de Vleterenseweg naar de Elverdingseweg.

Een getuige: Rond 10u45 bezagen wij van het O.L.V.-wegeltje buiten stad de abdijkerk op de Katsberg. Een tiental personen stonden daar nog en een Franse jager te paard. De slagen dreunden geweldig en zonder tussenpozen. Opeens zagen wij van een tiental slagen het vuur over de berg vliegen en hoorden dan een luide knal van de ontploffing. Weldra verdween berg en abdij in ‘den smoor’ en zag men niets meer.

Nadat de Duitsers in de namiddag op de Katsberg worden teruggedreven wordt het terug rustig en openen de scholen opnieuw hun deuren. De ‘Engelsen’ waren ’s morgens met hun kanonnen van uit Boeschepe de berg opgestormd.

Wanneer de eerste vluchtelingen in Roesbrugge-Haringe arriveerden, was Pieter FEYS de burgemeester en Aimé CLAEYSOONE de gemeentesecretaris / in Watou was Charles BRUTSAERT burgemeester en Emiel BOONE gemeentesecretaris / in Proven was De MAZEMAN burgemeester / in Krombeke was Petrus COENE burgemeester / in Reningelst was Gustave SIX-CAMERLYNCK burgemeestre, Florent CAMERLYNCK secretaris.

Op het ’t Couthof worden Franse officieren ingekwartierd.

De Franse legerstaf en de krijgsgouverneur van Duinkerke vergaderen op woensdag 14 oktober in het stadhuis waar ze ook hun hoofdkwartier vestigen. Gans de dag trekken soldaten, ongeveer 25.000 man, door de stad. Rechtover de hofstede van Delaleau langs de Elverdingseweg wordt een vliegplein aangelegd. Ongeveer 10.000 soldaten blijven in de stad bij burgers overnachten. Ook in Roesbrugge trekken duizenden soldaten door het dorp / De volgende dag vestigt de Engelse legerstaf zich in de gebouwen van het Bisschoppelijk College waar draadloze telegrafie wordt geïnstalleerd. Op de invalswegen worden barricaden opgericht en op 3 kilometer van het centrum worden loopgrachten gegraven.
Dondernamiddag bezoeken Engelse officieren de school en het klooster van de zusters Paulinen in de Boeschepestraat waar 5 klassen in beslag worden genomen, de overige zijn bestemd voor Franse eenheden. De Engelsen brengen ook hun bevoorradingsdiensten over naar Poperinge.

Een zuster: er stonden verschillende autocars op de koer, wat daar allemaal uit kwam was ongelooflijk: gerief en eetwaren, mooie stoven voor in openlucht, allerhande potten en pannen, mooie stukken vlees, alle soorten conservendozen met groenten, vis, enz. Bollen kaas zo groot als karwielen… zij hadden niets tekort. Ze hebben zeker de helft van Engeland meegebracht.

Een Franse eenheid begint in het ‘Pensionaat Sainte Union’ langs de Ieperstraat met het inrichten van een ambulance post. Na 8 uur ’s avonds mag niemand nog de stad in of uit. Ook de 89e Franse territoriale divisie verblijft in Poperinge.

Getuige: Voorafgegaan door een regiment Franse dragonders, waarin we nu zijn opgenomen als ‘artilleriesteun’, bereikten we Poperinge. We kwamen ’s avonds aan. Het spektakel dat deze kleine Vlaamse stad bood, was dat van een staat van beleg: autos, pantserwagens en ambulances vulden de straten. We kwamen alleen maar soldaten tegen: Belgen met lange marineblauwe jassen, Britten in kaki en officieren van onze staf in blauwe jassen met ‘tricolore’ armband. Het was het leger van de geallieerden. We kwamen aan voor het stadhuis waar de slanke slanke toren opviel in de schaduw van het maanlicht. Bij een van de verlichte ramen verscheen een silhouet, gekleed in een donkerblauw en gouden uniform. Het was Zijne Majesteit, de jonge koning der Belgen. Hij hield zijn handen aan zijn hoofd en keek ons geëmotioneerd aan. Zijn bleke, melancholische gezicht was zichtbaar voor de voorbijgangers. ‘De koning’: riep kapitein Jehan de Kermoël op bevelende toon. Een lange huivering ging door de groep kanonniers die naast hun kisten stonden en de brigadiers te paard die ons begeleiden. Wij, het 75ste, betraden de stoep met terughoudend enthousiasme. Er klonk een bugel. De voorhoede-dragonders, hun middel gebogen, hijsen zich in hun stijgbeugels en vormden een groot vierkant tegenover de koning. Burggraaf van Kermoël, de twee luitenants van de dragonders en de brigadiers groeten met hun hun sabels. Vijf minuten lang, vijf echt bedwelmende minuten, klonken de bugels. In de verte geaccentueerd door het gebrul van het kanon. De koning plaatste zijn hand op zijn met goud geborduurde pet en begroette ons. Zo bleef hij staan totdat de laatste auto in het konvooi het plein verliet. Toen keek hij in de richting die we zojuist hadden ingeslagen, zonder een woord te zeggen, ernstig en bleek, en sloot hij het raam. Een ondefinieerbare majesteit die op het balkon leunde.

Het N° 6 Squadron wordt op ‘Poperinge Aerodrome’ (Abele) gestationeerd. Zij krijgt de opdracht om de vijandelijke artillerie en positie van hun loopgraven in kaart te brengen.

Burgers bij wie een soldaat is ingekwartierd krijgen hiervoor 0,21 fr. per nacht en per soldaat en 1 fr. voor een officier (enkele maanden later worden de vergoedingen verlaagd tot 0,05 fr. en 0,50 fr.).

Op 15 oktober komen de eerste Duitse krijgsgevangenen aan in Haringe.

Begin van de Eerste Slag om Ieper op 19 oktober 1914

Tegen de avond van maandag 19 oktober komen 400 soldaten en 800 ruiters aan. Er verblijven dan alleen nog enkele Engelse soldaten in de stad. Men schat de voorbijtrekkende Engelse soldaten op 40.000. Nog steeds komen duizenden vluchtelingen met pak en zak toe. Bij de zusters Benedictinessen krijgen 34 zusters Maricollen uit Staden onderdak. Zij kunnen gebruikmaken van de slaap- en eetzaal van de internen. Twee dagen later worden 10 zuster van de congregatie François de Sales uit Waasten, hun werkvrouw en een leerling, opgevangen bij de zusters Benedictinessen. Honderden vluchtelingen, die eerder naar Ieper waren gevlucht, zijn op zoek naar een plaats in Poperinge of een omliggende gemeenten. Er vertrekken regelmatig speciale treinen die de vluchtelingen in het centrum of zuiden van Frankrijk afzetten. Het hoofdkwartier van het Belgische leger, dat tot nu afwisselend in Poperinge en Ieper lag, wordt overgeplaatst naar Roesbrugge. Enkele generaals logeren daar bij dokter Peel en burgemeester Feys. Drie zusters en 31 meisjes uit het weeshuis van Moorslede komen in Proven aan.

21 oktober: CCS N°4 komt met de trein in Poperinge aan, begin in Kasteel D’Hondt, daarna Gemeenteschool (Komstraat) tot 24 november 1914

Het Gasthuis, het kasteel van vrederechter D’hondt (3) langs de steenweg naar Reningelst, de meisjesschool St.-Union in de Ieperstraat en de gemeenteschool in de Komstraat liggen sinds vrijdag 23 oktober vol met gekwetste soldaten, meestal Engelsen.

23 oktober: eerste sterfgeval in kasteel D’hondt sterft W.A.SEMPLE – kapitein 1e batterie Gloucester regiment

– Bij de zusters Benedictinessen komt op zaterdag 24 oktober een familie uit Ieper aan. Ze zijn vergezeld van een zuster van de H.Familie en haar ouders. – Soldaten van het hoofdkwartier van het Franse leger logeren vanaf 21 oktober in het stadhuis van Roesbrugge.

23 oktober: eerste sterfgeval in de Gemeenteschool, Komstraat sterven MARTIN.J. soldaat infanterie Highland Licht + CATLE Albert Edouard 27 jaar – sodaat bataljon Queens Royal West Surrey Regiment

Bij de zuster Paulinen: welke droevige stoet om te aanschouwen: domende paarden aan hotsende wagens, schuimbekkende koeien aan piepende karren, kwijlende honden aan zware getrokken, hijgende mannen en vrouwen aan lastige steekkarren en kruiwagens. Zieken en ouderlingen in kussens en dekens geduffeld liggende op rijtuigen, wenende moeders met krijsende kinderen, landlieden met hun vee, geleide rijwielen vol geladen met verhuizing, lieden uit alle standen sleurend aan pakken, zakken en kisten. In de ogen van al die mensen kon men de doorstane angst en schrik lezen.

Op 24 oktober worden in Roesbrugge besprekingen gevoerd tussen Generaal d’Urbann, generaal Joffre, een Engelse- en Belgische generaal.

+ gestorven te Pervijse op 24 oktober: DELBOO Cyriel (°1893)soldaat 3de Linie

Op zondag 25 oktober worden op het Stedelijk Kerkhof voor het laatst 9 Engelse soldaten begraven. Vanaf nu worden alle begravingen gedaan in de tuin van Hilaire Deraedt naast kasteel D’hondt. De soldaten noemen dit kerkhof vanaf dan ‘Poperinghe Old Military Cemetry’. In het station staat een geblindeerde trein met groot kanon vertrekkensklaar terwijl 4.000 Senegalese soldaten met vrachtwagens aankomen. De Belgische legerstaf, die in Veurne verblijft, vlucht op dinsdag 27 oktober naar Poperinge, maar vertrekt al de volgende dag terug naar Veurne. Met een plakbrief worden de vluchtelingen aangemaand om te vertrekken. De volgende dag laat een Engels vliegtuig per vergissing een bom vallen nabij kasteel Depuydt in de Pottestraat. Opnieuw komen veel vluchtelingen aan, vooral uit de omgeving van Boezinge, Ieper, Elverdinge en Vlamertinge. Nabij ’t Zwynland richt het leger een slachterij op om dagelijks rond de 100 koeien te kunnen slachten. Op 26 oktober komt koningin Elisabeth aan op ’t Couthof.

Bij de zusters Paulinen: de ongelukkige vluchtelingen die wij in ons klooster herbergen zijn oude vrouwen uit het Godshuis van de Ieperse zusters Godelieven. Het was hartverscheurend om zien: vijftien bejaarde mensen lagen gans verminkt te klagen. De ene was een arm kwijt, de andere een been, een derde een voet, twee of drie waren krankzinnig geworden. De geneesheren van de Franse ambulance, alhoewel ze overbelast waren door het groot aantal gekwetste soldaten, hebben al gedaan wat in hun macht was om die ongelukkige vrouwen te helpen.

Inundatie aan de IJzer – 27-29 oktober

In de voormiddag van vrijdag 30 oktober vliegen 2 Tauben over de stad. Een bom valt nabij de St. Bertinuskerk en treft een nabijgelegen huis. In de Mesenstraat valt een bom op het huis van de familie Thieren met enkel stoffelijke schade.

+ overleden te Pervijse op 27 oktober: HUYGHE Julius (1888) soldaat 1ste regiment jagers te voet

Er verblijven nog steeds Franse troepen in het klooster van de zusters Benedictinessen: hun paarden en ezels worden op de koer geplaatst. Ook tweehonderd Ierse soldaten overnachten 48 uur in de kosteloze meisjesschool. En een groep Belgische arbeiders slaapt in de school tot ze plaats zullen moeten maken voor het personeel van een Franse ambulance.

  • Tussen november 1914 en 27 april 1915 zullen de lokalen van de kosteloze meisjesschool achtereenvolgens bezet worden door 2 Franse en 1 Engelse ambulance. Het internaat en externaat doen dienst als keuken van Belgische arbeiders, er verblijven Franse gendarmen, diensten van de Post, een bureel van de Genie, het hoofdkwartier van de 28e Divisie en het hoofdkwartier van de 5de Divisie. In een waskot bij de pomp worden ook enkele gearresteerde vrouwen geplaatst die te dicht bij het front waren blijven hangen.

Op 30 oktober wordt Casualty Clearing Station No 4 geopend bij de zusters Benedictinessen (tot 24 november) / het London Hospital heeft een ‘Clearing House’ geopend in de Komstraat 50.

NOVEMBER

Op 1 november komen het 1ste en 2de bataljon van het 158e Franse Infanterie Regiment aan in Reningelst.

Tussen zondag 1 en dinsdag 3 november vallen 2 bommen in de Veurnestraat: 1 bij Evarist Houvenaeghel en 1 in de tuin van Noterdame. Daarna bij landbouwer René Vandewynckel, gezin Mahieu en schoenmaker Florent Osteux in de Ieperstraat. De lagere school van de zusters Benedictinessen wordt terug geopend. In Ieper verlaten enkele zuster Lamotten hun klooster om bij de ouders van zuster Marie-Joseph in Poperinge te gaan wonen. Dokters en verpleegsters van het ‘Belgian Field Hospital’ die werken in het College van Veurne, vluchten voor enkele dagen naar Poperinge.

  • + CORSELIS Fidela (60) uit Reningelst, sterft op 2 november bij een granaatinslag nabij herberg ‘café Français’ in Vlamertinge
  • + DELANNOY Jan, echtgenoot van Fidela, en DELANNOY Henri sterven tijdens het zelfde ongeval

Een getuige: onze opdracht was om naar Poperinge te vertrekken, een stadje dat ongeveer vijftien mijl ten zuiden van Veurne ligt, in de richting van Ieper. De eerste tien mijl reisden we langs de hoofdweg naar Ieper, een fijne laan die tussen prachtige bomen loopt. Hier maakten we onze eerste kennismaking met de Afrikaanse troepen die een vleugje kleur in hun heldere gewaden toevoegden aan de grijze omgeving. Ze waren gelegerd in de velden langs de kant van de weg en bleken zich te vermaken rond hun kampvuren. Bij Oostvleteren hebben we afscheid genomen van de hoofdweg en zijn fijne ondergrond. Gedurende de volgende zes mijl botsten en schokten we voort tot onze botten ratelden en kreunden. Met regelmatige tussenpozen verschenen vredige, slaperige dorpen. We waren in een van de grote hopdistricten en het contrast met het vlakke en onbeschermde land rond Veurne was opvallend. Je zou bijna in de beschutte hopvelden van Kent gewaand hebben. Kleine kinderen keken verbaasd op van hun spelletjes. Hier speelden de kinderen langs de kant van de weg, terwijl het vee langzaam naar de boerderij kronkelde. Tien mijl verderop konden we het gebrul van de kanonnen horen en wisten we dat op die verwoeste velden mannen met woeste woede worstelden in een van de bloedigste veldslagen. Op de grote markt van Poperinge was het aanschouwen van de troepen uitermate schitterend. Uniformen van elke denkbare snit en kleur, schouder aan schouder, ambulance-wagens, geweren, munitievoertuigen en gepiketteerde paarden leken allemaal in een onontwarbare verwarring te bewegen. Terwijl aan een kant van het plein een eskader Franse cavalerie in hun felblauwe en zilveren uniformen stond opgesteld, geduldig wachtend op de bevelen die hen in staat zouden stellen de hulp van hun zwaar onderdrukte kameraden te hulp te komen. Het leek onmogelijk dat we hier een schuilplaats konden vinden. Anderen zouden misschien geen slaapplaats vinden, maar wij niet. Het verplegende personeel was al snel comfortabel ondergebracht in een meisjesschool, terwijl de mannen het bijgebouw van een klooster kregen toegewezen. Er was voldoende ruimte op de binnenplaats voor onze zwaar beladen ambulances, want we hadden al onze voorraden meegenomen. Een grote pomp op de koer was een welgekomen aanblik: want het vuil had zich de afgelopen twaalf uur opgehoopt. Naast de pomp, stond een levensgroot beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, schitterend in blauw en goud, met een medelijdende glimlach keek ze neer op een groep pelgrims, van wie er één een kind in haar armen droeg. We hadden vele uren gevast en terwijl we ons steentje bijdroegen aan het uitpakken van de kleine voorraad voedsel die we hadden meegebracht, had onze begeleidster een obscuur café ontdekt aan de rand van Poperinge, waar de eigenaar ons voor een kleine som geld toestond zijn keuken te gebruiken. Daar zaten we weldra allemaal rond drie tafels, dronken koffie zoals we zelden hadden geproefd en aten een merkwaardig onopvallende, maar al met al heerlijke maaltijd. Er waren twee kleine kamers, een met een bar en een kachel, de andere alleen een tafel. Een of andere slimmerik had een winkel in de stad ontdekt en de verantwoordelijke officier overgehaald om ons kaas, jam en spek te kopen. De volgende ochtend melden we ons aan in ‘Hotel de Ville’ in Poperinge, en daar hoorden we dat de koningin opdracht had gegeven om een gebouw voor ons te zoeken waarin we een nieuwe start konden maken. Ze had iemand gestuurd om ons mee te delen dat ze hoopte binnenkort een school of een klooster tot onze beschikking te stellen. De volgende dag hoorden we echter dat de situatie enigszins was opgelost, en er kwam een bevel van generaal Melis, hoofd van de medische staf, die ons opdroeg naar Veurne terug te keren. Een paar uur later waren we weer hard aan het werk om ons oude huis in orde te brengen.

Te voet of met de trein komen steeds meer Engelse en Franse soldaten aan terwijl alle vervoer voor burgers wordt stopgezet. Er zijn geen kolen meer en petroleum wordt schaars / plaatselijke brouwerijen kunnen bij gebrek aan water niet meer brouwen, er is weinig brood beschikbaar en de straten zijn modderpoelen / op kasteel ‘Couthof’ krijgen 26 nonnen uit Woumen en de weeskinderen die mee op de vlucht waren, onderdak in het huis van de concierge.

Pagina uit een dagboek van een Franse luitenant in het 5e regiment paardenjagers en adjudant van generaal Balfourier, commandant van het 20e legerkorps in Nancy (Meurthe-et-Moselle) tijdens de Eerste Wereldoorlog. 7 november – de bioscoopzaal is zeer goed geventileerd door de gaten die een vliegtuigbom een paar dagen eerder in het dak had gemaakt, maar het is een wachtend kanton. We hebben geen idee van de beweging in dit kleine stadje waar alle troepen zijn gemengd (Frans, Engels, Belgisch). Waar al twee C.A.’s geïnstalleerd zijn (9e en 16de). Rond 11 uur ’s ochtends kondigde de HQ Ct. aan dat hij een door de Engelsen verlaten huis heeft ontdekt in de Bruggestraat en comfortabel is voor de E.M. We vestigen ons daar na de lunch in het ‘Hôtel du Houblon’. Mijn logement is tegenover een klooster waar nonnen en Engelsen wonen. In de slaapkamer ligt een matras op de houten vloer, waar ik met 8 collega’s kan overnachten…’s nachts heb ik koude voeten. De gemeenschappelijke ruimte staat vol met beelden.

Van Roesbrugge naar Haringe

5 november: eerste sterfgeval in kostschool “Sainte Union” Bruggestraat: de 25-jarige Joseph-Antoine COMA uit Châteaudun (departement Eure-et-Loire),wachtmeester bij het 5de regiment Jagers te paard + de 25-jarige Julien GEORGE uit Angers (Departement Maine-et-Loire), wachtmeester 9de Escadron du train des equipages

  • Caron Henri (krijgsgevangen)

De 1ste sectie van ‘Hôpital d’évacuation’ van het 15de Corps van het Franse leger komt op zaterdag 7 november, om 5 uur ’s morgens aan. De 2e sectie blijft voorlopig in Abele.

Een getuige: de drukte van paarden, vrachtwagens en auto’s is ongelooflijk. De wielen graven elke dag diepere voren in de bruine modder. Het platteland heeft niet bepaald zijn traditioneel uitzicht. We zien lijnen van loopgraven, dijken, verwarde kunstmatige braamstruiken. De aarde is stekelig opgetild, grachten en waterpartijen strekken zich uit over de landerijen en weiden. In deze boomgaard kruisen drie sloten elkaar. Er staan daar drie kanonnen: je moet het weten om ze te zien. We rijden al een tijdje en nog steeds graven mannen in de aarde. We stoppen in Roesbrugge en laten een regiment Zoeaven (4) passeren. De inwoners hebben nog nooit mannen met zo’n broek gezien. In rijen staan ze voor hun huizen en staren hen aan terwijl ze de allerhoogste lekkernij uitdelen: tabak! De Zoeaven glimlachen. Een kapitein te voet draagt de tas en het geweer van een van zijn mannen die van op afstand achter de colonne hinkt. Aan het einde van het dorp, tussen eeuwenoude bomen staat een oud statig huis midden een park waar het weelderige goud van bladeren regent op de grasvelden. Het is de rust en pracht van het eindseizoen: een detail dat de schilder zou hebben toegevoegd. Honderd Parijse bussen, modderige kleurloze mastodonten met de opschriften Madeleine-Bastille en Odéon-Clichy rijden voorbij. In Proven banen we ons een weg tussen de bussen, de ruiters en auto’s van ambulanceposten. We stoppen in Poperinge waar bewoners in de smalle straatjes luisteren naar het gebulder van de kanonnen die zo intens en dichtbij zijn. De ramen trillen. Vanmorgen heeft een Taube twee bommen gegooid die enkele woningen beschadigden. Een paar kilometer verderop werd Ieper binnengevallen door de Engelsen. Taubes  hadden bommen gegooid in een boomgaard langs de weg richting Boezinge: ze doodden twee koeien.

Het Franse 15ème Hôpital d’Evacaution dat sinds maandag 9 november operationeel is, ontvangt de eerste gewonde soldaten. Er zijn 3 ambulanceposten in de omgeving van het station: in het pensionaat Sainte-Union op het einde van de Ieperstraat, in een oudemannenhuis in de Bruggestraat en in een hopmagazijn achter het station. Daar worden dagelijks 10 tot 20 doden geteld / Eindelijk komt een levering van 80.000 kg bloem aan.

Een groep zusters Lamotten uit Ieper komen logeren bij de familie Allemon en huren in de Boeschepestraat nog een kleine arbeiderswoning waar 3 zusters een zieke collega verzorgen / Soldaten van de Belgische Genie die straten komen herstellen overnachten in de kerken.

Op donderdag 12 november saboteren spionnen de signalen waardoor twee gepantserde treinen op elkaar inrijden in het station. De dag erna is alles opgeruimd: er komen 10 treinen met elk 15.000 Chasseurs Alpin (5) aan / Bij alle vluchtelingen wordt aangedrongen om te vertrekken, maar weinig gehoorzamen ondanks de overheid regelmatig speciale vluchtelingentreinen naar Frankrijk laat vertrekken.

16 november: het hoofdkwartier van het Franse leger wordt overgebracht van Westouter naar Poperinge / Op Woensdag 18 november krijgt de stad twee maal bezoek van Tauben – vier bommen vallen in de weide achter het Gasthuis, in de tuin van boomteeltkundige Camille Declercq, bij Théophile Lauwers in de Ieperstraat en op een wagon in het station / In Reningelst sterven Theophiel en René Baecke uit Dikkebus bij een granaatinslag.

  • + Baecke Theophiel (62) op 17 november gestorven na een granaatinslag bij het huis van Camiel Baecke
  • + Baecke René (22) idem

19 november: hevige bombardementen langs de baan naar Ieper

20 november: eerste vluchteling sterft bij de zusters Paulinen in de Boeschepestraat – de 80-jarige Marie PETYT (°Voormezele) uit Ieper. Aagifte van het overlijden door Martha Beele, kloosterlinge uit Ieper

Op vrijdag 20 november valt een bom voor de ingang van de St.-Bertinuskerk. Er is veel schade: 10 soldaten worden gekwetsten waarvan 2 in de namiddag overlijden / Vliegtuigen bombarderen een Engels soldatenkamp in het oosten van de stad / In de laatste weken van november kwam de Schotse verpleegster Georgie Fyfe (6) meerdere malen naar Poperinge om burgers naar veiliger plaatsen te evacueren. Deze werden tijdelijk overgebracht naar het rusthuis ‘St.-Joseph’ in Watou of het museum van Hazebroek dat als hospitaal was ingericht. In beide gebouwen kon Georgie Fyfe gebruik maken van enkele lokalen / Naast de vele vluchtelingen uit de omgeving van Ieper, Roeselare en Torhout, worden de daaropvolgende weken ook meerdere Poperingse burgers door Miss Fyfe in veiligheid gebracht:

  • Alderweireld Henri (1896)
  • Benaut Edmond (1835), weduwnaar van Julie Quaghebeur
  • Belaen Gabriëlle (1897) uit Watou
  • Blanckaert Adèle (1840), weduwe Lapille
  • Bottis Pharaïle, echtgenote van François Lewig
  • Boudeweel Julien (1906), zoon van Désiré en Eudoxie Opsomer
  • Brabants Blanche (1891) kantwerkster, echtgenote van steenbakker Arthur Taffin
  • Bulckaert Maria (1904), Julien (1905), Albertina (1906) en Jérôme (1908), kinderen van Camille en Félicita Ghesquière
  • Cambie Sophie (1826), weduwe van Pierre Vandewynckel van ’t Vogeltje
  • Cornette Jules (1894)
  • Couwet Georges (1896), Felix (1899), Maurice (1900), Yvonne (1902) en Hector (1909), kinderen van Camille en Julia Bevernage
  • Debruyne Léonie (1836)
  • Decorte Elise (1884)
  • Delcourt Adrienne (1881) uit Watou

In het station stopt op zondag 22 november een trein waarop de bewoners en het personeel van het H.Hartgesticht uit Ieper zitten. Zij vertrekken naar Epinay-sur-Orge waar opvang is voorzien in ‘l’Asile de Vaucluse’. Tegen de avond branden in Ieper de Hallen en de St.-Maartenskerk. Het vriest stevig. / Vier dagen later vertrekt een trein naar Frankrijk: 10-tallen vluchtelingen die enkele dagen in de St.-Janskerk hadden overnacht stappen op de trein. / Dezelfde dag mislukt een poging om het ‘Staff Headquarter’ van de Britse 4de Divisie te vernietigen. Er waren veertien gewonden en één dode. Allemaal onschuldige slachtoffers die hun wekelijkse aankopen deden op de Grote Markt. / Het hoofdkwartier dat afwisselend in Ieper en Poperinge lag, wordt overgeplaatst naar Veurne.

Roesbrugge: door de dokter, de ontvanger van de gemeente, de douane-commissaris, de brievenbesteller, een onderwijzer en enkel burgers wordt de coöperatieve ‘Société genérale Belge de ravitaillement’ opgericht. De coöperatieve zal alle vragen onderzoeken over het bevoorraden van burgers of gemeenten uit het onbezette deel van de Westhoek die het ergst worden getroffen door de oorlog. De coöperatieve zal bemiddelen bij lokale en bovenlokale overheden over bepaalde maatregelen bij import, transport en verdeling van levensmiddelen of andere levensnoodzakelijke producten. De coöperatieve zal stappen ondernemen om allerhande speculaties te voorkomen. De coöperatieve zal zich bezighouden met de aankoop en verdeling van voedingswaren onder hun leden.

Einde eerste slag om Ieper op 24 november 1914

6 bewoners uit de Ieperse Sacré Coeur worden opgevangen in het klooster van de zusters Paulinen.

Een getuige: een soldaat-verpleger bezoekt op zondag voormiddag 29 november de St.-Bertinuskerk die, zoals gewoonlijk, overvol zit met Franse officieren en soldaten in gevechtskledij vol modder. In ieder hoekje van de kerk wordt de biecht afgenomen en in iedere kapel kunnen ze vlug naar de communie gaan. De gezongen misviering gaat door aan het hoofdaltaar. Terwijl het orgel speelt bulderen de kanonnen in de verte. Ook al worden we honderd jaar, dan nog zullen we de herinnering aan deze mis koesteren. De ganse dag zijn er rondom Ieper hevige artilleriegevechten en talrijke gekwetsten. ’s Avonds, wanneer de trein vol ligt en naar Poperinge vertrekt zien we in de verte dat de kathedraal en het stadhuis in brand staan. De ganse nacht moeten de gekwetsten verzorgd worden en is het onmogelijk om tussendoor te slapen. Na twee, soms drie dagen op en af te rijden komen we in een hospitaal aan waar we onze gekwetsten afzetten. Pas nadat we de treinen hebben ontsmet is er een korte adempauze rond de kachel in een lege wagon. Daarna vertrekken we opnieuw naar het front.

Train Sanitaire Anglais – station Poperinge

+ overleden op 26 november: BOUDEWEEL Achiel soldaat 2de regiment jagers te voet

28 november: in een goederenwagon, opgesteld in het station, sterft het 45 dagen oude meisje Regina KLAECKNER om 4 uur ’s morgens. Het kindje, dat in Zonnebeke was geboren, was het dochtertje van de 42-jarige monteur Jean KLAECKNER en Marie MANEL uit Sint-Gillis. Edouard Vande Bril (38), barrierewachter uit Zonnebeke, gaf het overlijden aan op het stadhuis in aanwezigheid van Léonard Hinaut, een fabrieksarbeider uit Roeselare

Poperinge wordt nogmaals gebombardeerd. Bij de zusters Penitenten wordt een groep ouderlingen binnengebracht die tot dan bij de zusters Lamotten in Ieper schuilden.

30 november: soldaten van het 5de C.A. Français – Huzaren (7) bivakkeren op het domein ‘De Lovie’.

De Nieuw-Zeelandse legerarts Arthur Anderson MARTIN verblijft vanaf einde 1914 op de hoeve van Cyriel Jacob en Eudoxie Deleger op het gehucht ‘den Ouderdom’. Zijn medisch hoofdkwartier met 12 dokters, 2 aalmoezeniers en een kwartiermeester werd ingericht in de kleine voorplaats van de hoeve langs de Vlamertingseweg. Wanneer dokter Martin in Reningelst aankwam was het dorp een belangrijk medische plaats voor de Franse en Belgische soldaten die de loopgraven vochten.

DECEMBER

1 december: de verkoop van alcoholische dranken per glas is verboden. Aan de andere kant is er een overvloed aan tabak uit Poperinge: verkoop aan drie frank per kilo. Sigaretten in pakjes komen uitsluitend van de Franse regie, en de nieuwste goede sigaren kosten van 80 centimes tot 1.50 frank per stuk. De herbergen zijn steeds overvol en de brouwers zijn niet opgewassen tegen de vraag. Alle handelaren in schrijfwaren, kousen, kruidenierswaren, kleding en schoenen hebben hun voorraden verkocht. Slagers, charcutiers, bakkers, kleermakers en schoenmakers doen gouden zaken

Vanaf donderdag 3 december vertrekt de volgende 6 dagen steeds een vluchtelingentrein naar Frankrijk. Er is opnieuw schaarste aan brood. Enkele religieuzen en oudere dames uit het Ieperse St.-Janshospitaal krijgen een week opvang bij de zusters Benedictinessen. De meeste vluchtelingen die in de St.-Janskerk hadden overnacht zijn vertrokken. Sinds het begin van de oorlog overleden al 37 burgers waarvan 3 kinderen en 16 vrouwen. 27 gebouwen werden vernield en evenveel ernstig beschadigd. Een groep zusters Penitenten uit de Bruggestraat, zijn vertrokken naar Boulogne-sur-Mer, waar ze aan de Rue Maquetra nr.6 logeren bij juffrouw Hart. 

Een getuige: ik kwam een kapitein tegen die de leiding had over een transportafdeling en me meenam naar Poperinge. Er waren overal troepen, allemaal Britten, behalve de Franse tolken en een eindeloze processie munitie en proviand. Honderden auto’s van alle soorten en uit alle delen van de Britse eilanden reden in dit konvooi. De vreselijke vernietiging van de oorlog op eigendommen, vegetatie en bomen was verschrikkelijk. De vele graven op de bermen en de velden in de buurt vertelden ieder hun verhaal. Geleidelijk dichter bij Poperinge kwamen de loopgraven frequenter voor, wat aantoont dat velen zijn gemaakt voordat de geallieerden de Duitsers voorbij Ieper dreven.

Een ambulance van de 32ste divisie installeerde zich op 9 december op de boerderij Vandenbussche in Reningelst

Het Franse 15ème Hôpital d’Evacuation wordt op 14 december overgeplaatst naar het College. De Arts-Inspecteur van de gezondheidsdienst van het Franse 8ste leger had beslist om in de 3 vestigingen nabij het station enkel nog triage te voorzien. Enkele dagen later komt de Franse dokter Pouy aan om de leiding van het hospitaal over te nemen. Het station van Ieper wordt aanhoudend gebombardeerd om het transport van troepen uit Hazebrouck via Poperinge te verhinderen. Ook Roesbrugge wordt gebombardeerd.

Een getuige: enkele burgers verlieten uit voorzichtigheid de stad, daardoor werd de rest van de bevolking aangespoord om eveneens weg te gaan, zodat een exodus van de bevolking begon.

Vijandelijke vliegtuigen werpen op donderdag 17 december opnieuw 10 bommen op de binnenstad. Duizenden vluchteling geven nog steeds geen gevolg aan de oproep om de streek te verlaten. De gezondheidsmaatregelen zijn onvoldoende, er is plaatsgebrek voor de legereenheden en de bevoorrading moeilijk waardoor levensmiddelen gedurig in prijs stijgen. Er wordt geklaagd over al te baatzuchtige handelaars. Er waren ook positieve berichten over vluchtelingen die naar Frankrijk waren vertrokken: 1,25 fr. per man en per dag met positieve huurprijzen. Ze krijgen werk aangeboden. Anderen waren voordien al naar Engeland gevlucht: verplaatsingen met de trein of auto, kledij, voeding, inwoon en kost, alles was gratis, maar men mocht er niet werken. Op zaterdag gaat een plechtigheid door op de Grote Markt waar de Zoeaven een ereteken krijgen in aanwezigheid van het voltallige regiment. Achter de kerk van Roesbrugge, op de weide van landbouwer Messiaen, wordt gestart met de aanleg van een vliegveld. De gemeentebesturen in onbezet België hebben de prijzen voor levensmiddelen vastgelegd. Zo kost 1 kg. Boter maximum 4 frank; Aardappelen 7 frank per 100 kg.; en Ossevlees 2 frank per 10 kg.

Een getuige: we kwamen aan in Poperinge waar het hoofdkwartier van het 4e leger was gevestigd. Elke ochtend werd een geavanceerd seinbureau naar Ieper gestuurd, dat ’s nachts terugkeerde. In Poperinge, wat nogal een mooie stad was, waren onze slaapplaatsen in een kloosterschool waar we ons verblijf deelden met een Frans gezelschap. Aangezien ze al hun paarden hadden verloren, waren ze nu voorzien van fietsen. Na ongeveer twee weken verblijf in Poperinge, zal ons hoofdkwartier opnieuw naar Ieper worden verplaatst.

  • VANCAEYSEELE R (3de linie) gesneuveld in Kessel-Lo

Laurence Cadbury, officier bij The Friends’ Ambulance Unit (8), komt op woensdag 23 december aan in het St. Stanislas-college. Hij wordt verantwoordelijke voor de vervoerseenheid bij ‘Sections Sanitaire Anglaise’ onder bevel van het 8ste Franse leger met een ‘Hôpital d’Evacuation’ in het College. Cadbury heeft de leiding over een groep van 20 ambulancevoertuigen en 56 personeelsleden. De dag erna worden opnieuw militaire plechtigheden gehouden op de Grote Markt. Bij de zusters Benedictinessen is er op 25 december een gezongen middernachtmis. Om 3.30 uur worden de klokken geluid. Meerdere zusters helpen nog steeds de verpleegkundigen van de Franse ambulance bij het verzorgen van de vele gekwetsten. Laurence Cadbury schrijft een brief naar zijn ouders waarin hij vraagt om zijn schaatsen op te sturen. Hij vertelt over hun kerstvieringen en beschrijft het bijwonen van een middernachtmis. Professor Pouy is onlangs gearriveerd.

De stad is niet in staat het hoofd te bieden aan de constante instroom van vluchtelingen terwijl een tyfusepidemie uitbreiding neemt. Burgemeester Van Merris beslist om een comité op te richten dat bijkomende ziekenhuisaccommodatie moet voorzien.

Jules Vansuyt uit Westrozebeke – Kerstdag om 8 uur ’s avonds – Wij zijn gisteren om 4 uur in de namiddag in St.-Thibery aangekomen. Op zaterdag 19 december vertrokken we van Poperinge, waar we een tijdje logeerden, naar Hazebroek waar we om 16.00 uur aankwamen. Onmiddellijk werden we naar het Vredegerecht gebracht en daarna naar een klooster waar soep en brood was voorzien. Na een nieuwe treinrit kwamen we om 20.30 uur in Calais aan en vertrokken opnieuw om 12 uur ’s nachts, wandelend door de stad naar de haven. Om 11.30 uur ’s morgens zaten we al op het schip en een half uur later werd de brug opgetrokken en het anker gelicht. In volle duisternis met gedoofde lichten vertrok de boot. Langs beide zijden van de haven wierp een ‘elektrieken projecteur’ een seconde stralen op ons. Ik ben op handen en voeten naar boven gekropen om het schouwspel te zien. Zo haast wij de haven hadden verlaten zagen wij al de zwaailichten van het Engelse Dover. De ‘Malté Havre’ waarmee we vertrokken, was een nieuw koopvaardijschip, maar uitgerust als hulpkruiser. Het is 162 meter lang, 18 meter breed en uitgerust met 4 kleine, maar lange kanonnen van 65 mm. Wij werden geplaatst in het tussendek van de achtersteven ter hoogte van de waterlijn. Vier Belgische gendarmen stonden in voor de orde bij de 4000 Franse en Belgische vluchtelingen. ’s Anderendaags ging ik de stuurkamer en machinekamer bezoeken, mijn oren suisden van het geronk en gesis. Terug boven bemerkte ik aan stuurboordzijde de witte steile Engelse kusten waar de zon tegen scheen. Om 12 uur ’s nachts draaien we rond kaap Finistère en komen in de Atlantische Oceaan terecht. Het is een woelige zee, en ons schip was volgens de matrozen te weinig geladen. Onze reusachtige boot werd zijdelings weg en weer geworpen, zodat het dek op zeker ogenblik 3,5 meter helling kreeg. 90% van de passagiers werd zeeziek. Bij ons beef enkel vader over, en dankte dit aan zijn pruimtabak geloof ik. De kost was tamelijk goed: ’s morgens koffie en brood, ’s noens plat brood en ’s avonds soep. Er was noch strooi, noch hooi om op de cementen vloer te leggen, en een walgelijke geur van chloor, braaksel en uitwerpselen van kinderen snoerde de keel dicht. Op het dek vermaakten de kapitein, luitenanten en gendarmes zich met op meeuwen te schieten. Om middernacht zagen we opnieuw de kust en werden de machines stilgelegd. Om 2 uur ’s morgens werd het schip door 2 stoomboten in de haven van La Palice gesleept, en was iedereen om 9 uur aan wal. In de aankomsthal kregen we soep, brood, aardappels, vlees en wijn. Dinsdagmorgen werden we naar de trein met bestemming Montpelier gebracht. Om 20.30 uur kwamen we in Bordeaux aan. Op de trein kregen we plat brood, bouillon of koffie en elk een halve fles wijn. Op woensdag morgen kwamen we in een totaal andere streek: bergen en rotsen waren verdwenen. De trein reed vervolgens rond Toulouse en ’s middags kwamen we aan in Carcasonne. Het was 15 uur als we in Beziers aankwamen en 300 mochten afstappen. Dames met Engelse vlag op hun uniform brachten chocolade, wijn brood en snoep voor de kinderen. Na een lekkere maaltijd in een groot hotel, werden we naar een soort patronage gebracht. Hier werden dekens en vers hooi uitgedeeld om op te slapen. De volgende dag – donderdag – na het eten werd onze bestemming meegedeeld. Met 19 mochten we naar St.-Thibery vertrekken. Daar werden we bij aankomst aan het station opgewacht door de politiecommissaris en later met open armen ontvangen op het stadhuis. Hier verbleven al 17 vluchtelingen uit Zonnebeke die eerder naar Poperinge waren gevlucht. De burgemeester zorgde voor alles. Een huis met 3 verdiepingen stond leeg, was ingericht en was voldoende ruim voor onze familie. Onze geburen zij de Colpaerts uit Passendale. De burgemeester gaf ons 10 frank voor de eerste onkosten. Alle vluchtelingen krijgen 1,25 fr. per persoon en 0,50 voor de kinderen. Deze morgen – Kerstdag – zijn we naar de hoogmis geweest in de kerk die 150 meter verder staat. Er zijn veel vrouwen aanwezig: slechts een tiental mannen. Iedereen zingt mee. Wij nemen vooraan in de kerk plaats bij de andere vluchtelingen. De dorpsbewoners betalen 5 centiem stoelgeld, wij niets.

  1. Een ‘Ulaan’ is een lichtbewapende bereden soldaat. In de Eerste Wereldoorlog telde het Duitse leger 26 regimenten ulanen (3 garderegimenten, 16 Pruisische, 3 Saksische, 2 Württembergische en 2 Beierse) als afzonderlijke strijdmachten maar de meeste wel als onderdeel van een infanteriedivisie. Hun opdracht was het verzamelen van informatie en het uitvoeren van bliksemacties. 
  2. In de lente van 1910 werd de eerste Taube uitgebracht. De vliegende vleugel van weleer had een opvallende, waaiervormige duivenstaart. De Taube maakte twee maanden later zijn publiek debuut tijdens de internationale vliegweek in Boedapest en sleepte er 6 prijzen in de wacht, waaronder een derde prijs van de hoogtevluchten voor een klim van 450 m. De Taube was een eendekker met watergekoelde lijnmotor van 40 tot 120 pk en twee zitplaatsen in tandem. De vleugel was opgebouwd rondom 3 liggers, waarvan de eerste ook de neuslat vormde. De middelste ligger stak dikwijls een eind voorbij de vleugeltip uit en diende dan als verankeringpunt voor een spankabel. Dat uitsteeksel kwam ook handig van pas om er de rode gevarenwimpel aan vast te knopen, die elke leerling-piloot diende mee te voeren.
  3. Charles D’hondt was tot in mei 1906 vrederechter van het canton Poperinge. Zijn kasteel langs de steenweg naar Reningelst en werd begin 1915 omgevormd tot een tyfushospitaal. Charles overleed in 1923 in Elsene.
  4. Zoeaven (Frans: Zouaves) waren een lichte infanterie eenheid van het Franse leger en verbonden aan Frans Noord-Afrika. Tijden de Eerste Wereldoorlog werd de traditionele kledij vervangen door een kaki uniform. Alleen de chechia (hoofdbedekking) werd behouden. Er kwamen toen vijf nieuwe regimenten zoeaven bij, waarvan twee uit Marokko. Sommige regimenten werden “gemengd”, wat betekende dat er naast zoeaven ook eenheden ‘tirailleurs algériens’ bij zaten.
  5. Chasseurs Alpins: Elite berg-infanterie soldaten van het Franse leger. Ze worden getraind om te opereren in bergachtig terrein en in stedelijke oorlogsvoering.
  6. Georgie Fyfe Georgie werd geboren op 10 april in Kelvinside, Glasgow. Op 46-jarige leeftijd was Georgie ‘Girl Guide Commissioner’ voor het westen van Schotland, een organisatie waarvan ze zowel voor als na de oorlog lid was. Toen de oorlog uitbrak, voegde Georgie zich snel bij het Munro Ambulance Corps dat in België was gestationeerd. Bezorgd om de burgers, veranderde Georgie haar eigen voertuig in wat de “Schotse ambulance” werd genoemd en concentreerde ze zich op de redding van gewonde burgers.
  7. De huzaar is een soldaat die tot de lichte cavalerie behoort. De huzaren werden voornamelijk gebruikt voor verkenningen en invallen om het marcherende leger te bevoorraden. In de strijd was hun functie ook om de vijand lastig te vallen, artilleriebatterijen te grijpen of troepen in wanorde op te sporen.
  8. De Friends‘ Ambulance Unit (FAU) was een vrijwillige ambulancedienst, opgericht door individuele leden van de British Religious Society of Friends (Quakers), in lijn met hun vredesgetuigenis. De FAU was onafhankelijk van de Quakers organisatie en voornamelijk bemand door geregistreerde gewetensbezwaarden. De eenheid werd opgericht als The First Anglo-Belgian Ambulance Unit aan het begin van de eerste Wereldoorlog in 1914 en werd later omgedoopt tot de Friends Ambulance Unit. Meer dan duizend mannen werden naar Frankrijk en België gestuurd waar ze werkten aan ambulancekonvooien en ambulancetreinen met de Franse en Britse legers. De FAU viel onder de jurisdictie van het Britse Rode Kruis. Wanneer de eerste Friends begin november door Woesten reden en ontdekten dat het medisch hoofdkwartier van een Franse divisie daar was gestationeerd maakten ze van de gelegenheid gebruik om hulp te bieden en begonnen hun ambulanceactiviteiten. Maar de Friend’s ontdekten een realiteit die tot dan over het hoofd was gezien. Er zaten burgers vast in het oorlogsgebied die leefden in een wanhopige situatie. Onder leiding van Geoffrey Winthrop Young, hoofd van de FAU, waren ze vastbesloten om zo goed mogelijk voor deze ellendige burgers te zorgen: “Hun lot was triest, maar illustratief voor de omstandigheden van deze oorlog, waarin geen enkele voorziening was bedacht voor de burgerbevolking uit het oorlogsgebied. Poperinge, overbelast met troepen, had geen plaats voor hen en de militaire treinen konden ze niet accepteren”.
Soldats français devant la maison du quartier général de Watou (Belgique)