The Book of the Homeless

Edith Wharton was een romanschrijfster die op 24 januari 1862 als Edith Newbold Jones geboren werd in een Amerikaanse aristocratische familie. Nog voor de Eerste Wereldoorlog werden enkele van haar romans gepubliceerd. Geholpen door haar invloedrijke connecties bij de Franse regering, voornamelijk via Walter Berry (toen voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Parijs), was zij een van de weinige buitenlanders in Frankrijk die toestemming kreeg om tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het front te reizen.

WHARTON beschreef haar reizen in een reeks artikels onder de titel ’Fighting France / From Dunkerque to Belfort’. In 1916 nam zij als redactrice het initiatief voor de uitgave van ’The Book of the Homeless’. Een boek waarvan WHARTON de opbrengst volledig investeerde in haar hulporganisaties. Aan het boek werkten gerenommeerde schrijvers en dichters mee zoals JEAN COCTEAU, MAURICE MAETERLINCK en EMIEL VERVHAEREN maar ook componisten en beeldende kunstenaars.

villa Béthanie1

Poperingse jongeren in de groentetuin van Villa Béthanie te Monsoult

THE BOOK OF THE HOMELESS 1916

Enkele passages uit het voorwoord van EDITH WHARTON waarin zij ook de aankomst van een groep vluchtelingen in Villa Béthanie in Montsoult beschreef – een groep met ongeveer 73 jongens, 5 meisjes, 8 zusters en 35 ouderlingen uit het St.-Vincentius Instituut van Poperinge

THE CHILDREN

Een dag in augustus vorig jaar: de leden van ”The Children of Flanders Rescue Commitee” zaten te wachten bij de deur van Villa Béthanie, een groot voormalig seminarie in de buurt van Parijs dat ter beschikking werd gesteld voor het opvangen van gevluchte kinderen uit de frontstreek. Het huis staat in een park met mooie oude bomen en uitstekend uitzicht over het prachtige glooiende landschap in het noordwesten van Parijs.

Het was een mooie dag. Langs de oprijlaan stonden rozenstruiken en liepen kippen over het grasveld. In de met bloembedden afgezoomde binnenkoer hingen slingers in Belgische driekleur op.

Plotseling hoorden we het geluid van motoren. De poorten van het park werden opengegooid. Onder ons, tussen de borders met rozen, ontvouwde zich een stoet met eerst de oudere mannen, dan een dozijn Zusters van Liefde met witte kappen en tot slot ongeveer negentig jongeren met elk een kleine bundel op zijn rug. Het was een betreurenswaardige verzameling van menselijke wezens in armzalig contrast met deze zomerdag en de vele kleurrijke bloemen.

De meeste oudere mannen waren te moe en te versuft om te weten waar zij waren beland, of beseften niet wat er met hen gebeurde. De zusters weenden van vermoeidheid en de gedachte aan hun achtergelaten klooster.

De jongens keken zeer ernstig, tot plotseling, overvallen door de aanblik van bloemen, kippen en de brede voorgevel van het huis met ramen die schitterden in de zon…, alles langzaam tot hen door drong. Vervolgens, uit eigen beweging en zonder teken van hun begeleiders, begonnen ze allemaal het Belgische volkslied te zingen. De koorgezangen kwam als een geschenk voor de vrienden die op hen hadden gewacht en verwelkomden.

De vlucht uit Vlaanderen begon de voorbije maand april wanneer Ieper, Poperinge, en andere steden van niet bezet België, werden overvallen met zinloze en bloedige bombardementen. Zelfs dan nog duurde het een lange tijd voor bewoners de ruïnes van hun huizen wilden achterlaten en met hun kinderen vertrekken.

Afgelopen voorjaar kwam treinkonvooi na treinkonvooi met Vlaamse kinderen in Parijs aan. Ze werden eerder verzameld in ruïnes nabij de loopgraven en in kloosters waar de zusters voor opvang zorgden. In veel gevallen waren ze ondergebracht in dezelfde gebouwen waar ook soldaten verbleven. Voor de start van elke konvooi liep een jonge dame met fijn haar en fel blauwe ogen door de trein, verdeelde chocolade en boterhammen, en sprak elk kind om beurt vriendelijk toe. Allen, ook de kleinste kinderen, begrepen dat deze dame hun koningin was.

De Belgische regering was op de hoogte van mijn werk voor de vluchtelingen en vroeg om een groep van zestig jongeren en de zusters die hen begeleiden over te nemen. We vonden een huis, knapten het op, smeekten voor geld en kleding, en starten met de vluchtelingenorganisatie ’Kinderen van Vlaanderen’

Na zes maanden hebben we vijf vestigingen en zorgen voor bijna 900 mensen onder wie ongeveer 200 bejaarde oude mannen en vrouwen die de zusters moesten meebrengen omdat er geen andere opvang was in hun gebombardeerde steden en dorpen.

We zijn altijd overtuigd geweest dat wat wij deden in de opvanghuizen voor volwassenen, ook moesten proberen te doen voor onze kinderen uit Vlaanderen. Hen niet alleen voeden, kleden en onderdak bieden, maar ze ook trainen en begeleiden in hun ontwikkeling. Sommige zusters zijn geschoolde kantwerksters waardoor we in drie van onze huizen kantscholen hebben opgericht.

Er is op dit moment een gebrek aan kant als gevolg van de vernietiging van deze nijverheid in België en Noord-Frankrijk. Onze kantwerkstertjes ontvingen al grote bestellingen voor Valencienne- en andere kantsoorten. De kleinste kinderen worden, door de vrijgevigheid van een Amerikaanse vriend, ondergebracht in klassen van het type ‘Montessori’ onderwijs. De oudere jongens krijgen buiten de schooluren onderricht in onderhoud van tuinen en timmerwerk. Wij hopen later over middelen te beschikken om dit technische onderwijs te kunnen uitbreiden.

Dit is wat we doen voor de kinderen uit Vlaanderen. Maar los van dit alles waken we over hun gezondheid en fysieke ontwikkeling. De huidige hoop van Frankrijk en België ligt bij deze kinderen die we via de zusters ook een hygiënische opleiding willen gegeven.

De resultaten zijn beter dan we hadden durven verhopen. Zij die de komst van de frêle meisjes een paar maanden geleden aanschouwden, zouden deze nog nauwelijks herkennen in de ronde en rozekleurige kinderen die nu in onze tuinen spelen”.

HET BOEK

“Toen we onze eerste twee liefdadigheidsinstellingen hadden opgericht, hadden we vertrouwen in het verwerven van voldoende geld om ze open te houden. We waren aan het eind van de eerste twaalf maanden zelfbedruipend, maar hadden bij de start nooit verwacht dat het werk langer dan een jaar zou duren of dat de eisen zo complex waren en nog zouden toenemen. Toen we met zekerheid beseften dat we aan deze taak voor nog eens twaalf maanden waren begonnen en we ons de vraag stelden van waar de nodigehulp moest komen, kwam de gedachte van dit boek bij mij op. Ik sprak met mijn vrienden: schrijvers, kunstenaars en componisten en zij overtuigden op hun beurt hun vrienden schrijvers, schilders, componisten, staatslieden en woordkunstenaars. Zo bouwde het boek geleidelijk zichzelf op, pagina per pagina en beeld voor beeld”.

Parijs, november 1915

KUNSTVEILING

Op 25 januari 1916 werden de originele manuscripten, tekeningen en schilderijen geveild in The American Art Galleries, 6 East 23rd street te New York en brachten 6.829.59 dollar winst op. Uitgeverij Scribner’s (Edith Wharton publiceerde in Scribner’s Magazine) kocht een gehandtekend manuscript van Generaal JOFFRE voor 575 dollar, een landschap van MONET voor 400 dollar en pentekening ‘The Girl he left behind Him’ van de GIBSON’s voor 100 dollar. Het gedicht van WHARTON voor MINNIE JONES bracht 350 dollar op. In maart 1916 ontving ROYALL TYLER, de financieel beheerder van The Children of Flanders Rescue Committee, 41.204.90 franse frank op rekening van de hulporganisatie.

Scribner’s, die het boek uitgaf, drukte 2000 klassieke exemplaren die verkocht werden voor 5 dollar, 125 exemplaren werden gedrukt op Van Gelder papier voor 25 dollar en 50 luxe uitgaven op handgeschept papier voor 50 dollar. In totaal bracht de verkoop van het boek en de veiling ongeveer 9.500 dollar op. In april 1916 waren nog maar enkele boeken van 25 dollar niet verkocht en vanaf dan een collector’s item. 

1183413_quarter