Friends Ambulance Unit – FAU

“De hulp van de Friends’ aan de burgerbevolking heeft nooit officiële erkenning gekregen. Zij stonden nochtans in voor de uitroeiing van de buiktyfus onder de bevolking en de verspreiding van de ziekte bij de soldaten. Dertigduizend vaccins werden toegediend. De patiënten vonden het dom, maar omdat het gratis was en men veelal een sigaret kreeg boden ze zich neerbuigend aan.” Maria van den Steen de Jehay

.

Friends Ambulance Unit was een vrijwillige ambulance dienst opgericht door individuele leden van de Britse Religieuze Genootschap der Vrienden (Quackers) en  bemand met onbezoldigde gewetensbezwaarden.

Het doel van de eenheid was om eerste hulp aan zieken en gewonden te bieden onder de vlag van het Rode Kruis.

De eenheid werd in september 1914 opgericht als de Anglo-Belgian Ambulance Unit en later omgevormd tot de Friends Ambulance Unit. De Unit verliet op 31 oktober 1914 Londen met 43 mannen en 8 ambulances en kwam aan boord van het stoomschip “Invicta” – waarop ook GEORGIA FYFE zat – in Calais aan. Later stuurden de Friends enkele honderden vrijwilligers naar Frankrijk en België waar ze werkten voor ambulancekonvooien en ambulancetreinen met de Belgische, Franse en Britse legers. De Unit was actief in een twaalftal ziekenhuizen waarvan ze de meerderheid zelf oprichtte en beheerde in zowel Duinkerke, Ieper, Poperinge als Hazebroek. De activiteiten in Poperinge werden van 24 april tot 28 oktober 1916 tijdelijk stopgezet door een onenigheid met de Britse legerleiding en Maria van den Steen de Jehay.

Commandant GEOFFREY WINTHROP YOUNG (Officer in Charge of Field Stations) was in eerste instantie een oorlogscorrespondent voor de Londense liberale “Daily News”, maar later als gewetensbezwaarde, actief bij de Friends Ambulance Unit. Tijdens een opdracht als journalist in Calais waar gewonden van de slag van de IJzer (oktober 1914) werden verzorgd stelde hij een schrijnend gebrek aan medisch personeel vast waarna hij bij Sir ARTHUR STANLEY, voorzitter van het Britse Rode Kruis, pleitte voor meer steun in de getroffen gebieden achter het front en nam zelf dienst met een opdracht in het hoofdkwartier te Malo-les-Bains.

Op 9 november 1914 kwam hij op vraag van de Franse medische overheid in Ieper aan met drie ambulance wagens, een vrachtwagen en vijftien medewerkers, maar vertrok de volgende nacht naar Woesten waar in de dorpsschool een medische post was gevestigd van de 87ste Franse devisie. Einde november 1914 belandde hij voor enkele weken terug in Ieper waar de Friends een tijdelijk ziekenhuis open hielden in het Heilig Hart Instituut. Na de vlucht uit het vernielde Ieper (begin januari 1915) kwam hij aan in Poperinge waar hij zijn activiteiten verder zet in het burgerlijke Elisabeth Hospitaal en samen met het verplegend personeel de hulporganisatie Aide Civile Belge oprichtte.

Op 3 juli 1916 vertrekt hij naar het Italiaanse front en volgt LESLEY.B.MAXWELL (tot dan verantwoordelijk voor het personeel) hem op als ‘Officer in Charge’ Fbij de Friends. Andere belangrijke officieren waren PHILIP.J.BAKER (Officer Commanding) en dokter HUMPHREY NOCKOLDS (Principal Medical Officer).

Het hoofdkwartier van de Friends lag in Malo-les-Bains. In de garage van ALBERT LENOZEH aan de Rue Forbin was een depot met banden en reserve onderdelen, een tankstation, en drie garages voor het onderhouden en herstellen van het volledige wagenpark.

De vooruitgeschoven post van de motordienst was oorspronkelijk tot november 1914 gestationeerd in Woesten maar in december 1914 verplaatst naar een herberg op de Berthenplaats in Poperinge. Wanneer de eerste bombardementen, met aanzienlijke schade, in de buurt vielen, verplaatste de post zich op 26 april 1915 naar de Ieperstraat nummer 11. Hier bleven ze maar een paar dagen om begin mei 1915 een meer permanente site te betrekken in Parc St. Georges, een herberg net voorbij Chateau d’Hondt en lokaal van de St.-Joris schuttersgilde langs de steenweg naar Reningelst. Na diverse bombardementen in de omgeving verhuisde het depot in april 1916 naar Steenvoorde tot midden juni 1916 waarna de interventies met voertuigen van de Friends tot een minimum werden herleid.

St.-George
Parc St. George langs de Reningelstseweg, 50 meter van château D’Hondt richting Reningelst

De meeste ritten voor burgerlijke doeleinden in de zuidelijke Westhoek werd gedaan door auto’s en chauffeur gestationeerd in Parc St.-George. In December 1914 hielpen ze in Ieper bij de evacuatie van gewonden en de zieken, en het evacueren van  vluchtelingen uit de omgeving. Toen het Elisabeth hospitaal in Poperinge begin januari 1915 werd geopend, stonden vijf tot zes ambulances gedurende 4 maanden uitsluitend in voor het vervoer van patiënten. Vanaf februari werden twee andere auto’s meestal dagelijks ingezet voor de zoektocht naar besmette tyfuspatiënten en algemene sanitaire onderzoeken in privé woningen. Tegelijk werd dagelijks melk en kledij bezorgd aan vluchtelingen door twee of drie ambulances of vrachtwagens. De periode met de meeste opdrachten in en rond Poperinge kwam in april – mei 1915 wanneer er een gestage toename was van de routine taken voor het hospitaal waaronder vervoer van kinderen/vluchtelingen, noodhulp voor burgers en huisbezoeken van dokters. Boven op was er ook een toename aan noodhulp na de tweede slag om Ieper.

Een andere dringende opdracht tijdens deze drukke weken was de evacuatie van de patiënten uit de “Château Elisabeth” naar het Britse ziekenhuis in Malassise in de buurt van St.-Omer. Deze opdracht was begonnen op 24 april 1915 en werd verdergezet tot de 30ste. Tegen juni waren de werkzaamheden op de Parc St. Georges terug op een normaal niveau. Vanaf dan waren de chauffeurs voornamelijk betrokken met de levering van ambulances voor het hospitaal aan de steenweg naar Reningelst en “Ferme Derycke”.

Tussen deze vele taken werkten de Friends ook mee aan het herstelprogramma voor de kantnijverheid.

Fragment uit: FRIENDS’ AMBULANCE MAGAZINE 1916 : “Aide Civile Belge”

“Door het lot van de kantwerksters zijn wij genoodzaakt tot een regelmatige aanvoer van materialen en het zoeken naar een afzetmarkt voor hun producten. Onze inspanningen waren tot dusver succesvol waardoor 1200 vrouwen een stabiele werkgelegenheid hadden. Voor de vluchtelingen die hun materialen hadden achtergelaten zorgden wij voor 900 gratis kantkussens. ROBERT LUNNON die met de Peugeot-vrachtwagen reed, met een kantdoos bewaakt door een van de St.- Camille verpleegkundigen, was vertrouwd met iedere straat in de omgeving en werd door zijn luidruchtige gezang wel eens terechtgewezen door een strenge M.P. De luidruchtige jeugdigheid van de jonge ROBERT, vastgesteld door een stuurse vrouw toen hij op een dag aankwam zonder de verpleegster, ontlokte de vraag “waar is je moeder”. Het is zeker dat zijn opgewekte omgang met de kantwerksters in grote mate het succes van zijn werk was.”