Coöperatieve

Reeds lang voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog was kantwerk een belangrijke huisnijverheid in Vlaanderen. Geroemd om zijn kwaliteit in de uitvoering en een belangrijk economisch export product. Een huisnijverheid die vooral bij arme gezinnen noodzakelijk was als extra inkomen.

3953.47861.original 1914-1917 (30×30).

 

Herstel en ondersteuning van de kantindustrie waren in de woelige periode bij het begin van de Eerste Wereldoorlog cruciaal en van onschatbare waarde voor duizenden gezinnen. Vanop een kasteel in Poperinge, in het Zuid-Westen van niet bezet België, coördineerde Aide Civile Belge de inspanningen vanuit het Elisabeth Hospitaal. In bezet België deed Aide et Protection aux Dentellières in Brussel, een onderafdeling van het Nationaal Hulp- en Voedsel Comité, een zelfde inspanning, en in Parijs was er het Comité Dentellier France-Belge-Américain voor Belgische vluchtelingen.

FRANKRIJK

Wanneer Belgische vluchtelingen in Frankrijk, vooral in Parijs en omgeving, aankwamen zonder persoonlijke bezittingen, werd begin 1915 het Belgo-Franco-American Lace Committee opgericht. Een groep van een twintigtal dames onder leiding van de actieve ondervoorzitster barones V.BUFFIN (tevens  directrice van de kantscholen in Sèvres en St.-Ouen / Kinderen van Vlaanderen). Onder de bestuursleden van het comité ook ELISINA TYLER & EDITH WHARTON (Kinderen van Vlaanderen) en MILDRED BLISS ( Kinderen van de grensstreek).

Barones Buffin en haar comité hadden in Parijs, aan de rue Tronchet, aan de achterkant van de ’Madeleine’, een winkel ingericht dankzij een bijdrage van 500 Franse frank van elk van de twintig bestuursleden. Vanaf de start was de winkel zelfbedruipend en kon het comité met de verkoop van het kantwerk een gewaarborgd inkomen verzekeren voor de honderden aangesloten Belgische vluchtelingen.

Geïnspireerd door dit initiatief werden door Edith Wharton drie kantscholen opgericht in de omgeving van Parijs waar kleine meisjes, net zoals in Brugge, kantonderwijs konden volgen. Bij de hulporganisatie Franco-Americain pour la Protection de Enfants de la Frontière had vooral de schoolkolonie voor meisjes in Versailles een gerenommeerde afdeling kantwerk.

Het Amerikaanse Rode Kruis (Commission for Belgium) stelde in maart 1918, na bemiddeling van de heer J.INGENBLEECK (secretaris van de koningin), een bedrag van 100.000 Franse frank ter beschikking van het Comité Dentellier France-Belge-Américaine om een coöperative vereniging voor Belgische kantwerksters op te richten.

Het Amerikaanse Rode Kruis steunde het comité niet alleen financieel, maar adviseerden hen om naar een duurzame oplossing te zoeken met toekomst perspectieven voor de Belgische kantnijverheid na de oorlog. Eind 1918 werden in overleg met het Amerikaanse Rode Kruis (E.BICKNELL en J.van SCHAÏCK) en J.INGENBLEECK, statuten opgemaakt voor een Coöperative vereniging ‘Association Nationale des Dentellières Belges’ met hoofdzetel in Veurne.