Nota A.R.C.

Na twee jaar oorlog heeft de hulporganisatie Foyer Ecossais – net zoals alle andere hulporganisaties die begaan zijn met het lot van de burgerbevolking – problemen om hun projecten verder te financieren en gaan noodgedwongen op zoek naar nieuwe inkomsten. GEORGIE FYFE gaat in 1917 langs bij het American Red Cross dat eerder dat jaar was gestart met het hulpprogramma “Relief for France”. Dat de onderhandelingen niet altijd rimpelloos verliepen kunnen we opmaken uit de briefwisseling tussen FYFE en verschillende leidinggevende personen van A.R.C.

  • 27 augustus 1917:  GEORGIE FYFE schrijft naar GRAYSON M.P.MURPHY, voorzitter van de commissie Relief for France van het Amerikaanse Rode-Kruis:

Beste majoor MURPHY,
In ben wanhopig en ongerust over de goede afloop voor de honderden wachtende kinderen in de buurt van Veurne.
Wilt u uw invloed en goedheid aanwenden om een huis in de buurt van Parijs te voorzien om de kinderen na hun verwijdering uit de frontzone een tijdelijke en veilige plaats te bieden.
Wil u iets organiseren? Ik wil helpen met de verdere inrichting!
Er is een dringende noodzaak aan quarantaine plaatsen in de buurt van Parijs waar kinderen kunnen verblijven in afwachting van verdere, definitieve afspraken met scholen in Zwitserland of Frankrijk.
Ik kan de kinderen niet langer met een gevoel van onveiligheid samenbrengen in scholen dicht bij de vuurlinie.
Bezorg mij in de komende dagen alstublieft een antwoord indien u iets kan ondernemen. Zonder nieuws heb ik geen gemoedsrust wegens de kwetsbare positie waarin deze kinderen zich bevinden.
Het is triest om zoveel geld te zien uitgeven voor de toekomst, terwijl er vandaag weinig middelen zijn om zoveel mogelijk kleine levens te redden.

  • 21 oktober 1917 – GEORGIE FYFE verblijft in Hotel Edouard VII in Parijs en doet een poging om een afspraak te maken met MURPHY. Ze had in Zwitserland een bezoek gebracht aan de Rockefeller-kinderen en zou op  dinsdag terug naar de frontstreek vertrekken.
  • 18 november 1917 – MEMORANDUM: JOHN VAN SCHAICK.jr, commissioner for Belgium -A.R.C.:

Ik werd opgebeld door GEORGIE FYFE, Adinkerke.
Ze was hysterisch en beledigend ten overstaan van het Rode-Kruis vanwege het uitstellen van een beslissing over haar project waaraan ze zoveel tijd had besteed om majoor MURPHY, majoor LAMBERT, WARWICK GREEN en ERNEST BICKNELL te overtuigen, om nu vast te stellen dat er nog steeds geen resultaat was. Ze weigert om nog verder met mij te onderhandelen. Ik moet u meedelen dat FYFE en haar organisatie alleen met mij verder wil onderhandelen wanneer MURPHY, LAMBERT en BICKNELL beslissen om geld beschikbaar te stellen.

  • 30 november 1917 – GEORGIE FYFE verblijft voor twee dagen in Hotel Edouard VII in Parijs en vraagt opnieuw een afspraak met MURPHY en LAMBERT:

.

Naamloos FYFE2

  • 2 december 1917: VAN SCHAICK schrijft naar FYFE:

Ik was gisteren in Parijs en ontving uw brief van 30 november gericht aan kolonel E.BICKNELL.
In deze brief zegt u: “Ik ben voor twee dagen in Parijs en als u met MURPHY en LAMBERT besloten hebt om mij te helpen met de vier huizen en mijn andere werk aan het front, zou ik graag met jullie afspreken.”
Ik betreur de afwezigheid van kolonel BICKNELL die momenteel in Italië verblijft en uw brief niet op tijd heeft ontvangen. Wanneer u had gebeld naar majoor LAMBERT, had hij u op de hoogte gebracht van de afwezigheid.
Tijdens de vorige ontmoeting in Adinkerke slaagde ik er niet in om u uit te leggen hoe het Rode-Kruis wordt georganiseerd en hoe de werkmethodes zijn vastgelegd in de Grondwet.
Voor elk geallieerd land is een verschillende commissie benoemd. Het departement voor België is toevertrouwd aan BICKNELL als directeur, mijzelf als adjunctdirecteur en waarnemend directeur in zijn afwezigheid.
Het is altijd mogelijk om met andere hogere ambtenaren te praten over zaken die verband houden met de organisatie. Zij zullen het advies voorleggen aan het hoofd van elk departement voordat er actie zal worden ondernomen. In de meeste gevallen worden alle toekenningen voor financiële steun gemaakt op de departementen onder toezicht van de directeur.
Dit is de reden waarom uw brief gericht aan BICKNELL bij mij terecht kwam.
Als u bereid was geweest met mij te praten in Adinkerke, hadden we heel wat vertraging kunnen vermijden.
Ik geef u hiervoor niet de schuld want ik weet hoe zwaar de lasten zijn voor iemand die voortdurend getuige is van de harde realiteit, en hoe moeilijk het voor u is om regels van zo’n grote organisatie als het Amerikaanse Rode-Kruis te moeten volgen.
De toestand ziet er volgt uit: ik zou graag met u praten en uw werk beoordelen om erachter te komen op welke manier mijn departement u financieel kan helpen.
Ik ben overtuigd dat ook u, als verantwoordelijke,  – onder welke omstandigheden ook – de werking wil verduidelijken om daarna werkingskredieten te kunnen vastleggen. Wanneer u verkiest om te wachten tot majoor BICKNELL – die hopelijk begin januari terug is – ben ik overtuigd dat hij u graag zal ontmoeten.
Ik ben volgende week donderdagavond in hotel Teerlinck in De Panne en woensdagavond in hotel du Sauvage in Cassel. Over mijn verplaatsingen daarna en waar ik u zou kunnen ontmoeten heb ik nog geen duidelijkheid. Met bijzondere hoogachting.

  • 6 december 1917: FYFE schrijft naar VAN SCHAICK:

In uw brief van 2 december schrijft u: “ik ben volgende week donderdag in De Panne”: als dit de 4de was, dan was het niet mogelijk om elkaar te ontmoeten gezien ik pas deze morgen u brief heb ontvangen …tenzij u had gebeld. U vraagt mij of ik tot januari wil wachten voor een gesprek met majoor BICKNELL: Helaas! De oorlog wacht niet op ons! Ik had sinds augustus met zovelen van jullie een gesprek. Nu ben ik volledig afhankelijk van mijn Amerikaanse vrienden die ons tot nu onvoorwaardelijk steunden maar ons momenteel doorverwijzen naar het Rode-Kruis. Ik zou graag over de mogelijkheden beschikken om onnoemelijk veel lijden te verzachten.
Nu moet ik terug naar Schotland om fondsen te verzamelen gezien onze reserves bijna uitgeput zijn.
Ik had gehoopt op een gewaarborgde donatie van het A.R.C. voordat ik naar huis ga en daar enkele weken tot rust kan komen.
Ik ga vandaag voor drie dagen naar Parijs en verblijf in hotel Edward VII. We zouden kunnen afspreken, indien u daar toevallig bent.
De 20ste vertrek ik naar Schotland: het is 6 maanden geleden dat ik er nog was en wil enkele weken met mijn moeder doorbrengen. U ziet, er blijft niet veel tijd over voor een gesprek.

  • 11 december 1917: brief van ERNEST BICKNELL naar FYFE te St.-Idisbald-Cocyde, Belgium:

Ik dank u voor uw bericht van 6 december. Nu ik weet dat u bereid bent om te praten, kom ik niet naar De Panne zonder een telefonische afspraak te maken op een dag dat het voor u mogelijk is. Ik hoop van harte dat uw reis naar Schotland vruchtbaar zal zijn. Laat iets weten indien u via Le Havre zou reizen. Mijnheer VAN SCHAICK zal blij zijn om met u te lunchen indien ik afwezig ben. Ik kom de 16de richting het Noorden voor een afspraak op 17 december in De Panne waardoor ik u waarschijnlijk niet zal ontmoeten. Ik zal u hoe dan ook proberen te bellen bij mijn aankomst. Het spijt me dat ik niet in Parijs was tussen 6 en 9 december.

  • Op 18 december 1917 schrijft MARY MONTEITH KELLER  naar G.FYFE te St.-Idisbald, Coxyde, Belgium. (Mrs. George Keller is Chairman War Relief Committee):

Ik betreur de beslissing om niet langer speciale leveringen naar u te verzenden. Wij kregen de opdracht om alle bestellingen naar Parijs te sturen. Als u nog steeds kinderkleren, of andere zaken die u wenst, bekomen, wil dan contact opnemen met het Amerikaanse Rode-Kruis te Parijs.

  • CHARLES GRAUX schrijft op 23 december 1917 naar J.VAN SCHAICK (GRAUX is medewerker van de koningin en bestuurder van de schoolkolonie – Ecole de la Reine op Le Glandier in het departement Corrèze):

Ik had u nog niet geschreven over GEORGIE FYFE, omdat ik dit liever mondeling met u zou willen bespreken. Eerder had ik een gesprek met haar waarbij ze me vertelde dat ze alle hulp had die nodig was en zich geen zorgen meer hoefde te maken over geldkwesties.
Ik heb toegezegd om met haar samen te werken maar moet afwachten of deze samenwerking zal slagen.
Omdat er geen dringende nood was, gaat ze akkoord om geen nieuwe huizen voor kinderen uit de frontstreek op te starten. Ze vertelde wel dat ze over de nodige fondsen zou willen beschikken om twee opvangplaatsen in te richten in de omgeving van Parijs. Ik heb het dan vooral over fondsen die alleen bestemd zijn voor Belgische kinderen.
Ik denk dat ze niet mag overdrijven wegens ijdelheid waardoor ze het werk eerder zal belemmeren dan vooruit helpen.

  • NOTA A.R.C. –  J.VAN SCHAICK : 1 januari 1918:

Er is een cheque van 2000 fr. verstuurd naar GEORGIE FYFE, 2 Bellhaven Crescent, Glasgow, Schotland, en een afspraak dat we hetzelfde bedrag zullen storten in de maanden februari, maart en april.
Miss FYFE verzameld kinderen uit de gevarenzone van het onbezette Belgische gedeelte en brengt hen in veiligheid naar Frankrijk en Zwitserland.
Ze stemde ermee in om momenteel geen kinderen meer naar Zwitserland te sturen omdat daar plaatsen beschikbaar moeten blijven voor kinderen uit bezet België.
FYFE die een kraamkliniek nabij Vinkem, opvanghuizen in Watou en Hazebroek en een crèche in Adinkerke beheerd, werkt met een begroting van 150 tot 200 ‘pound sterling’. Ze heeft aan het A.R.C. een jaarlijkse bijdrage van 500 tot 1000 pound sterling gevraagd.

FYFE is sterk, moedig en zorgt efficiënt voor de kinderen die haar worden toevertrouwd.
Haar zwakte is het onvermogen om harmonieus met anderen samen te werken. Ze werkt zeer individualistisch en kan geen compromissen sluiten. Haar werk moet nauwgezet opgevolgd worden om te vermijden dat ze niet hetzelfde werk doen als andere hulporganisaties.

  • 2 januari 1918: J.VAN SCHAICK schrijft vanuit Hotel Continental te Le Havre een brief naar CHARLES GRAUX, Le Glandier, par Pompadour (Corrèze):

Beste kapitein GRAUX, In antwoord op uw brief van 23 december laat ik weten dat ik een beslissing nam om Miss FYFE de komende vier maanden te helpen met een maandelijkse toelage van 2000 fr. Zij stemde in om nauw met ons samen te werken. Ik dank u voor de interesse.

  • 6 januari 1918: GEORGIE FYFE schrijft naar J.VAN SCHAICK

Zij bedankt in haar brief de vele Amerikaanse vrienden die haar sinds 1914 steunen. Ze zal een naamlijst opmaken en aan de koningin bezorgen. Ze vraagt uitdrukkelijk om ook de majoors MURPHY en LAMBERT, die haar werk aanmoedigen, te bedanken.

* februari 1918: start Foyer Ecossais Neuilly-sur-Seine

  • STATEMENT van J.VAN SCHAICK: 16 maart 1818:

Miss FYFE, Foyer Ecossais, Adinkerke, België, heeft een plaats voor Belgische kinderen geopend te Neuilly, 30 Boulevard Victor Hugo.
Zij wenst dat er vijftig volledige outfits voor kinderen worden verzonden naar dit adres. Deze uitrusting voor kinderen van vier tot twaalf jaar bevatten: schoenen, kousen, drie soorten ondergoed, twee complete sets bovenkleding en een overjas. Wij hebben beloofd deze kledingstukken te bezorgen:

  • Op zondag 24 maart 1918 vertrekken volgende kinderen naar Neuilly:
    • Boudenoodt Rachel (15 januari 1900) en Maurice (18 oktober 1911) Alveringem
    • Cornette Marthe (7 augustus 1918) en Maria (30 september 1906) Reningelst
    • Delobel Germain (3 juli 1912) Alveringem
    • D’Haene Aline (16 oktober 1906) Roeselare
    • Deschuymere Philomon (2 november 1913) en Arthur (17 december 1915) De Panne
    • Declercq Henri (27 januari 1915) Koksijde
    • Despingle Julien (12 oktober 1917) Nieppe
    • Dewilde Leon (19 november 1903) Oostende
    • Goethals Achille (7 november 1906) en Alois (17 februari 1907) Ichtegem – verblijven in Vinkem
    • Jacobs Jerome (12 september 1902) Reningelst/Ouderdom
    • Jansonne Michiel (25 april 1909) Izenberge
    • Kerkhove Albin (25 maart 1907) Vinkem
    • Koukuyt Marie-Louise (27 april 1905) Nieppe
    • Lambrecht Marie (18 september 1908), Raphaël (8 november 1912) en Omer (12 juli 1914) De Panne
    • Larrange Louis (31 augustus 1905), Marthe (11 november 1907), Augusta (7 februari 1909), Hélène (23 mei 1911) en Marcel (20 november 1912) Adinkerke
    • Larranger Anna (25 augustus 1911), Gabriëlle (22 maart 1913) en Germaine (22 juni 1915) De Panne
    • Lecot Marguerite (20 februari 1904) en Simonne (23 december 1910) Adinkerke
    • Nouwynck Adrienne (7 april 1912) en Madeleine (22 februari 1906) Reningelst/Keibilken
    • Petrus Marie-Lucie (30 juli 1907) Alveringem
    • Roosens Georgette (17 augustus 1905), Desiré (6 december 1906) en Noëla (28 februari 1912) De Panne
    • Tanghe Henri (7 juli 1906) Ieper (weeshuis Loker)
    • Thomas Edouard (17 juni 1903) Ieper (weeshuis Loker)
    • Tordeur Godelieve (20 januari 1909), Gabriëlle (23 mei 1913), Albert (2 augustus 1914) en Elisabeth (7 mei 1916) Veurne
    • Vandenberghe Emma (23 april 1911), Marie (19 maart 1909) en André (17 april 1910) Alveringem
    • Van Elverdinghe Oscar (21 januari 1911), Marcel (29 mei 1912) en Andre (22 juni 1914) De Panne
    • Valkaert Marcel (29 januari 1912) Izenberge
    • Verolleman Henri (11 augustus 1900), Gaston (7 februari 1905) en Marie-Louise (11 augustus 1906) Ploegsteert
    • Worme Julia (3 december 1906) Ploegsteert
    • Wullecommen Elise (3 juni 1910) Veurne
  • 25 april 1918: GEORGIE FYFE schrijft naar J.VAN SCHAICK (Lenteoffensief is volop bezig)

Miss FYFE maakt haar beslissing om het werk stop te zetten kenbaar aan het A.R.C.
Omdat ze haar opdracht in het kinderziekenhuis niet plotseling kan beeindigen vraagt ze een bijkomende toelage voor de maand juni. (GEORGIE krijgt een positief antwoord op haar vraag)

  • 6 mei 1918: J.VAN SCHAICK schrijft naar Provost Marchal HORWOOD (Er was dan al een bevel om haar activiteiten in België stop te zetten)

Beste generaal, u vernam dat ik na ons vorige gesprek nog steeds zeer genereus ben voor Miss FYFE.
Daar zij naast andere verplichtingen ook verantwoordelijk is voor een twintigtal baby’s leek het mij onredelijk om niet in te gaan op haar verzoek voor een bijkomende steun van 2000 fr.
Dit was onze laatste financiële bijdrage voor haar werk.

  • 13 mei 1918: J.VAN SCHAICK schrijft naar Caroline H.HILL – Childrens Bureau ARC, Parijs.

Ik heb uw nota van 8 mei met de bijgevoegde lijst van Miss CAMPBELL voor het werk van GEORGIE FYFE ontvangen. – (zie doc)
Ik weet niet of u al had vernomen dat GEORGIE FYFE haar werk stopzette en plannen heeft om naar Schotland terug te keren. Ze had talrijke conficten met de Britse militaire diensten en enkele misverstanden met de Belgische overheid. De crisis werd geleidelijk acuter en bereikte een drietal weken terug een hoogtepunt, waarna GEORGIE de autoriteiten liet weten haar werk stop te zetten. Dit heeft ze aan onze commissie meegedeeld. We steunden haar werk tot mei 1918 met een maandelijkse bijdrage van 2000 fr.

.

foyer Ecossais

 .

Het conflict met de Britse militaire overheid en de daaropvolgende interne nota die J.VAN SCHAICK jr. schreef, betekende het einde van de samenwerking.

  • INTERNE NOTA A.R.C.: onderwerp – Georgie Fyfe: van 30 juli 1918:

Drie of vier jaar terug kwam de Schotse verpleegster miss GEORGIE FYFE naar België waar ze koningin ELISABETH ontmoette. De koningin stelde voor om onder haar bescherming kinderen weg te halen uit de gevarenzone dicht bij het front en naar Zwitserland te sturen. Daarna bouwde GEORGIE twee barakken en een schuilkelder in Adinkerke. Een comité uit Schotland financierde haar projecten waaronder een soort hospitaal waar ze zieke kinderen plaatste om ze na verloop van tijd naar opvangplaatsen in het buitenland te sturen. Samen met het Schotse comité richtte ze later ook een kinderziekenhuis en een ‘refuge’ op in Watou. GEORGIE zond honderden kinderen naar Zwitserland waarvoor zij toegewijd en moedig werk leverde. Ze werkte onverschrokken en zonder compromissen. Zelfs in onbeduidende details was ze niet bereid tot toegevingen. Ze kreeg evenwel moeilijkheden wanneer ze de naam van de koningin gebruikte om haar werk in betere omstandigheden uit te voeren.

Er waren twee militaire zones in België: een Britse en Belgische. Miss FYFE kwam in conflict met de Britse militaire overheden die op dat ogenblik het grootste gebied in onbezet België bestuurden, wanneer zij en haar medewerkers zich in de Britse sector verplaatsten zonder geldige doorgangsbewijzen en hiermee de afgesproken richtlijnen negeerden.

Door haar bittere en radicale standpunten namen de wrijvingen gestaag toe, maar zowel de koningin als de Belgische overheid treuzelden om maatregelen te nemen: tot vorige lente, toen de Britse militaire overheden geen enkele toegeving wilden doen en haar uit de sector verwijderden. Ze deden dit na overleg met de Belgische overheid die zelf geen actie wilde ondernemen. De Belgische overheid bracht FYFE op de hoogte van de beslissing die ze met tegenzin aanvaardde.

Over het conflict had kolonel ERNEST BICKNELL van het Amerikaanse Rode-Kruis een gesprek met Provost Marshal HORWOOD, hoofd van de van de Britse militaire politie, die verduidelijking vroeg over de steun van A.R.C. aan FYFE.
BICKNELL vertelde het verhaal van de Schotse verpleegster die drie jaar terug naar Vlaanderen kwam en maandelijkse 2000 frank steun kreeg voor haar werking in enkele opvanghuizen en een kinderziekenhuis.

De daaropvolgende winter, nog voor de financiële steun werd stopgezet, vroeg GEORGIE aan het A.R.C. een toelage van 80.000 fr. voor het inrichten van twee schoolkolonies in Parijs: een voor jongens en een voor meisjes. Ze vertelde dat kinderen uit België daar naartoe trokken om dan verder naar Zwitserland te reizen om later uit Zwitserland via Parijs naar België terug te keren. 
Zonder een bijgevoegde begroting leek deze bijdrage te extravagant voor het Rode-Kruis. GEORGIE liet weten dat ze wist wat er nodig was en een kleiner bedrag nooit zou aanvaarden.
Het Rode-Kruis weigerde haar vraag, waarop kort daarna toch een klein opvanghuis in Neuilly werd opgestart.
Ondanks het feit, dat het Amerikaanse Rode-Kruis niet wist met welke middelen ze dit had verwezenlijkt, schonk ze toch kledij voor de kinderen die er verbleven.

In maart/april trok GEORGIE ook naar de ‘vestiare’ in Parijs om kledingstukken op te halen. Ze vertelde daar dat ze dringend nood had aan kledij en de Commission for Belgium wel met haar verzoek zou instemmen. Om het bureau niet in verlegenheid te brengen keurde de commissie de vraag goed, maar maakte meteen duidelijk dat ze niets meer kon afhalen zonder een schriftelijke toestemming.

Nadat GEORGIE een verbod had gekregen om in België verder te werken veranderden de doelstellingen van haar vestigingen in Neuilly waardoor ze de kinderen die al in Neuilly verbleven niet meer doorstuurde. Hierdoor werden beide vestigingen een permanente opvangplaatsen voor meer dan 70 kinderen.
Na het stopzetten van haar activiteiten werd aan CHARLES GRAUX gevraagd om het werk van GEORGIE in België verder te zetten en het toezicht op de kinderen in Zwitserland over te nemen.
GRAUX trok naar Zwitserland om de voorwaarden te bespreken maar kon zich niet verzoenen met de eerder gemaakte afspraken en voorwaarden. Hij overwoog het project stop te zetten en had de bedoeling om de kinderen terug bij hun ouders te plaatsen of onder te brengen in bestaande schoolkolonies. Miss FYFE vroeg aan kapitein GRAUX om geen kinderen meer te sturen naar haar schoolkolonies te Neuilly.