Onderwijs

Nota begin 1915: opgesteld door onderwijsinspecteur DOCHY

Het antwoord op de vraag of het nodig en dringend is om de scholen te heropenen werd positief beantwoord.
Overal kwamen dezelfde verwachtingen naar voren: het contact met de straat en legerkampen zoveel mogelijk uitsluiten.
Het is niet zozeer de zorg om kinderen terug naar school te laten gaan, maar vooral de bezorgdheid om hen te verwijderen uit het milieu van de oorlog die ons inspireerde tot een unanieme beslissing.

Alarmerende situatie: geestelijken en leerkrachten verklaren eensgezind dat de schade veroorzaakt door de huidige situatie ernstige gevolgen zal hebben voor deze generatie jongeren. Het is in deze omstandigheden aangewezen om dringend maatregelen te nemen en basisscholen te heropenen.

Er zijn diverse redenen die ons verhinderen een definitieve oplossing te formuleren.

Over het algemeen worden de schoolgebouwen bezet door troepen:

  • Legeroversten hebben daar hun hoofdkwartieren, hun kantoren, hun opslagplaatsen of stallen hun paarden. Er zijn ambulancediensten voor gewonden, ziekenhuizen voor patiënten met vaak besmettelijke ziekten. Er worden ook gevangenen in de gebouwen geplaatst.
  • De gemeentelijke autoriteiten verklaren zich machteloos om de toestand te veranderen of te bespreken met de legeroversten.
    Zij vinden dat de minister van Wetenschap en Kunst dit onderwerp moet bespreken met de Minister van Oorlog.
    Volgens de verzamelde informatie zou het op de meeste plaatsen mogelijk moeten zijn om voldoende lokalen te vinden en ter beschikking te stellen van de militaire autoriteiten en de troepen te evacueren naar andere plaatsen.
  • Halftijds systeem: als niet alle gebouwen, die momenteel worden bezet, in hun oorspronkelijke bestemming kunnen worden hersteld kan er mogelijks een gedeelte van het gebouw worden geëvacueerd. In dit geval kan het halve dag systeem in enkele geïnteresseerde dorpen worden ingevoerd.
  • Houten noodwoningen (barakken): tijdens mijn besprekingen met de gemeentelijke overheden is het idee ontstaan om op plaatsen waar de schoolgebouwen niet beschikbaar kunnen gesteld worden, dubbelwandige houten barakken te plaatsen en in te richten als schoolgebouw. Deze barakken bieden het voordeel dat ze buiten de bebouwde dorpskom kunnen geplaatst worden en ver weg van de legerkampen. Een groep barakken zou kinderen van verschillende gemeenten kunnen opvangen.
  • Leerkrachten die werden opgeroepen voor hun militaire dienst: in veel gevallen is dit nog niet algemeen en zou het gemakkelijk zijn om deze beslissing te herroepen.
  • In verschillende gemeenten, zoals Koksijde, werden meubilair, schoolmateriaal, handleidingen en andere benodigdheden volledig verwoest door de militaire bezetting van de school.
  • Vlaamse handboeken ontbreken in de meeste scholen: – deze zouden vrij gemakkelijk in Nederland te verkrijgen zijn.

OVERZICHT april 1915

  • Regio Diksmuide
    Oostduinkerke: gevaarlijke zone / geen onderwijs
    Koksijde: gevaarlijke zone / bezet door ambulancedienst / geen onderwijs
    Wulpen: gevaarlijke zone / lokaal zonder vensters / geen onderwijs
    Booitshoeke: gevaarlijke zone / geen onderwijs
    Avekapelle: gevaarlijke zone / school kan heropenen
    Eggewaartskapelle: gevaarlijke zone / school kan heropenen
    Steenkerke: gevaarlijke zone / zal worden heropend
    Alveringem: gevaarlijke zone / bezet door ambulancedienst / geen onderwijs
    Lo: gevaarlijke zone / geen onderwijs
    Pollinkhove: gevaarlijke zone / meisjesschool gebombardeerd / geen onderwijs
  • Regio Veurne
    De Panne en Adinkerke: de school zal binnen enkele dagen heropenen
    Bulskamp: er worden maatregelen genomen
    Vinkem: geen info
    Wulveringem: de lessen worden binnenkort hervat
    Leisele: meisjesschool al enkele dagen open, in de jongensschool zijn twee leerkrachten aangekomen
    Izenberge, Gyverinkhove, Hoogstade, Stavele: school bezet door soldaten
    Beveren: meisjesschool geopend
  • Regio Ieper
    Scholen in Proven en Watou zijn open. Gegevens over andere gemeenten ontbreken.
  • Kantonnaal inspecteur MARIEN voor Ieper-Poperinge verbleef in de omgeving van Poperinge.

3 April: Rijkswachtcommandant Emiel Trembloy, de verbindingspersoon tussen de burgerlijke- en militaire overheden, het initiatief om in het stadhuis van Poperinge een vergadering te organiseren om de evacuatie van de burgerbevolking te bespreken – naast alle bestuurlijke en administratieve verantwoordelijken uit de regio (44 burgemeesters aanwezig), zijn ook volksvertegenwoordiger Jean-François Maes (*7) uit Merkem en Albert Bluzet, inspecteur generaal bij de administratieve diensten van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken, aanwezig – de dagen voordien, had Jean-François Maes, die door de Belgische regering was aangesteld als voorzitter van het “Officieel Comiteit der Vluchtelingen in niet-veroverd België”, de vergadering voorbereid en al enkele afspraken gemaakt. Met Albert Bluzet:

  • het zo rap mogelijk evacueren van alle vluchtelingen op Belgisch grondgebied
  • afschaffing van vervoer per boot
  • speciale treintransport organiseren
  • facultatieve vestiging voor bepaalde personen op een plaats van hun keuze wanneer ze ofwel ouders hebben die hen kunnen opvangen, ofwel verzekerd waren van werk
  • gratis vervoer met de trein van Poperinge tot station van bestemming

Met mevr. LAJEOT, bestuurster van “‘l Oeuvre pour les Réfugiés Belges” in Calais en vertegenwoordigster van de Hertog de Vendôme:

  • logies, voeding en alle nodige verzorging
  • commandant ANDROIT, een militair die de leiding had over het station van Calais, zou ingelicht worden over de vertrekuren van iedere vluchtelingentrein.

(Enkele weken later, bij de ontruiming van Poperinge, zouden in 12 dagen tijd 12.475 vluchtelingen worden opgenomen in het lokaal van ‘l Oeuvre pour les Réfugiés Belges aan de rue Verte in Calais en vervolgens met de trein naar het Zuiden van Frankrijk vervoerd.)

De Friend’s Ambulance Unit zorgen voor de bevoorrading in de stations van Poperinge en Abele

Met M. de MENDOCA, sous-préfect van Hazebroek, worden afspraken gemaakt over de organisatie van een “refectoire” en een zaal om uit te rusten, vanaf de aankomst tot het vertrek van de vluchtelingentreinen

Voor GEORGIE FYFE, een Schotse verpleegster uit Glasgow die kinderen opvangt, zou een opvangplaats worden ingericht in het voormalige museum van Hazebroek

Er worden afspraken gemaakt over de werking van een medische dienst, begeleiders en aalmoezeniers van wie na iedere reis een rapport word verwacht.

TOESTAND IN VEURNE  – begin mei 1915

  • In het Bisschoppelijk College worden af en toe lessen gegeven door leraars en onderwijzers die nog vrij zijn.
  • In de stadsmeisjesschool aan de Noordvesten komen dagelijks enkele kinderen ui de noordkant van de stad
  • In de staatsmiddelbare school, ingericht in de Teken- en Nijverheidsschool langs de Noordstraat zijn er 2 klassen
  • Op de hofstede Becue langs de steenweg naar Brugge  worden lessen gegeven door onderwijzers-brancardiers

Op bevel van POULET, minister van Kunsten en Wetenschappen, en door de zorgen van Hilaire DOCHY, kantonnaal inspecteur voor Veurne-Diksmuide, en arrondissementscommissaris JEAN STEYAERT werden plannen ontworpen om enkele noodscholen op te richten in de omgeving van Veurne.

Op het einde van de maand juni 1915 werd begonnen met het optrekken van enkele barakken naast de Zuidkapel in Veurne. In de barakken zouden 5 schoolklassen worden ingericht: 1 voor kleuters, 2 voor jongens en 2 voor meisjes. Wanneer deze klaar waren werd aan de overzijde van de vaart naar Duinkerke gestart met het oprichten van een noodschool nabij het “Klokhof”.

In enkele pas opgetimmerde barakken aan de Zuidkapel in Veurne werd op 31 augustus 1915 een nieuwe school geopend. Om 8 uur ’s morgens stonden meester Godderis en 3 zusters Annuntiaten klaar om de kinderen op te vangen.

Op 1 februari 1916 werd aan de boerderij “Klokhof” in Veurne een school geopend voor een 200-tal jongens en meisjes die in het noordwesten van de stad wonen. Kinderen die aan de linkeroever van de vaart naar Duinkerke wonen kunnen de school bereiken via een noodbrug die door de militaire overheid werd aangelegd en verbinding geeft met de binnenwegen naar Bulskamp en Adinkerke.

BUITENLAND – toestand begin maart 1916

De eerste scholen voor Belgische vluchtelingen die naar Nederland waren uitgeweken werden op het einde van 1914 opgericht. Zij werden bestuurd door een Nederlands-Belgisch comité, de z;g. Centrale Commissie met zetel in Amsterdam. Begin 1916 zijn er dankzij de steun van minister Poullet 48 scholen (Lager Onderwijs) met 240 klassen en 3500 leerlingen. Naast die scholen bstaan er inrichtingen voor Middelbaar onderwijs in Vlissingen, Middelburg, den Haag en Amsterdam. Te Vlissingen is er een Atheneum met meer dan 100 leerlingen. De lagere- en middelbare scholen worden gesubsidieerd door de Nederlandse en Belgische regeringen.

In Frankrijk zijn er twee categorieën van scholen: de ene categorie van particulier initiatief met steun van de Franse regering: eerste categorie (sinds 1914) – 40 lagere scholen met 102 klassen en 2100 leerlingen, de tweede categorie zijn schoolkolonies gefinancierd door het ministerie van binnenlandse zaken: met groepen in Parijs, Rouen en Yvetot – 38 instellingen met 115 klassen en 3679 leerlingen. De middelbare school van Ieper werd overgebracht naar Paris-Plage. Deze instellingen krijgen maandelijks subsidies van de Franse overheid.

In Engeland zijn er 26 lagere scholen met 50 klassen en 1220 leerlingen. Onafhankelijk van die scholen bestaan er ‘colleges’ voor middelbaar onderwijs te Oxford, Stroud en Norwood. Er bestaan ook enkele lagere scholen in Schotland en Ierland. Bijna alles schoolgebouwen of lokalen worden ter beschikking gesteld door de Engelse commissie voor onderwijs. Deze commissie kent subsidies toe voor het bekostigen van hulpmiddelen en bezoldigen van personeel.