Aide Civile Belge

 “U kunt ze in de wijken zien op zondag: gewassen, geborsteld en marcherend naar de dorpskerken. Of in de lange eetzaal waar ze treurig hun kommen soep bekijken tot wanneer ze gevraagd worden om recht te staan en een lied te zingen voor de bezoekers. Of spelend in een tuin waar de zusters discipline bijbrengen aan de wildste nieuwkomers” (P.U.Kellogg).

THE CHILDREN’S COLONIES 

Enkele schoolkolonies in het Franse departement Le Nord, de eerste in de geschiedenis van WOI, werden bestuurd door  ‘Aide Civile Belge’,  een hulporganisatie met bestuurszetel in het Elisabeth Hospitaal in Poperinge. Deze schoolkolonies ontstonden in maart 1915 wanneer in Ieper verblijvende kinderen de gebombardeerde stad moesten uitvluchten. Op vraag van priester CAMILLE DELAERE organiseerde A.C.B. deze vlucht en de nodige opvang. EDITH WHARTON was een van de eersten die de hulporganisatie financieel steunde. (Begin mei 1915 bezorgde Wharton een bedrag van 520 francs aan MARIA VAN DEN STEEN voorzitster van de hulporganisatie.)
De twee schoolkolonies die een onafhankelijk statuut hadden, werden pas in maart 1916 erkend en gesubsidieerd door de Belgische overheid. Er verbleven in de schoolkolonie vooral weeskinderen, maar ook kinderen die door omstandigheden geïsoleerd leefden in een gebombardeerd Ieper. Later werden ook kinderen opgenomen waarvan de ouders op de vlucht waren.

Op 1 maart 1915 kreeg CAMILLE DELAERE het voorstel van ETIENNE de BEAUMONT du VALEE en M.CHOPARD om voor de Ieperse kinderen  een kasteel in Normandië ter beschikking te stellen en een deel van de kosten te betalen. Twee dagen later, op 3 maart, had DELAERE een onderhoud met A.STOFFEL, voorzitter van het comité Provisoire, en M.LIGY, voorzitter van het Rode Kruis, die het project met 3000 frank zouden steunen. Nog enkele dagen later, op 10 maart, was er een gesprek tussen DELAERE en de deken en burgemeester van St.-Omer in verband met het oprichten van een schoolkolonie. De dag daarna kwamen DELAERE en de graaf DE BEAUMONT, die ook bereid was om te investeren, opnieuw samen tijdens een ontmoeting met een Amerikaans minister die enkele ziekenhuizen aan het front inspecteerde. De minister stelde voor om de kinderen naar Amerika over te brengen met de verzekering dat ze niets zouden tekort komen. DELAERE kon zich niet verzoenen met dit voorstel maar overtuigde de minister om het project financieel te steunen.
E.DECLERCQ, priester-leraar aan het college in Ieper, had ondertussen een tijdelijke oplossing gevonden bij de Trappisten van de St.-Sixtus Abdij in Westvleteren. Op 15 maart werden bedden en alles wat nodig was opgehaald in de gebouwen van het college in Ieper en naar Westvleteren gevoerd. Dankzij de medewerking van de Friends Ambulance Unit kon E.DECLERCQ op 16 maart vervoer regelen voor de eerste 26 kinderen die hun intrek namen in een school op de ‘patershoek’.
DELAERE en commandant GEOFFRY WHINTROP YOUNG (Friends) vertrokken op 17 maart opnieuw naar St.Omer waar ze deze keer een ontmoeting hadden met mevrouw PAGNIEZ-DAMBRICOURT, die een kostschool en werkhuis in Wizernes ter beschikking wilde stellen, en burgemeester EDMOND LEFEBVRE-DU PREY die verzekerde om in Wisques te kunnen starten met een schoolkolonie in de voormalige Benedictijnenabdij.

Priester E.DECLERCQ vertrok op 26 maart met vier zusters Paulinen uit Sint-Juliaan en 6 meisjes naar Wisques. Op 7 april vertrok een tweede groep meisjes naar Wisques.
Eind mei werden opnieuw kinderen overgebracht naar de abdij van Westvleteren. Het waren twintig jongens van de beroepsschool uit Wijtschate met zeven kloosterzusters en een schoolmeester die een plaats kregen op de zolder van de brouwerij in afwachting van de bouw van een houten noodwoning/barak recht tegenover de abdij. Deze woning bewoonden ze tot september 1919. Van 30 mei tot 12 juni 1917 bewoonden ook 38 kinderen en zusters uit Loker de barak met slaapzalen, en een woning voor de schoolmeester en zijn gezin.
Wanneer de hulporganisatie besloot om een schoolkolonie voor meisjes op te starten, had DELAERE in de eerste week van maart 1915 een aanbod van EDITH WHARTON (Kinderen van Vlaanderen) geweigerd om de kinderen onder te brengen in de gebouwen van Ecole Brazillier in Sèvres. (de meisjes uit het Poperingse St.-Michielsinstituut werden eind april 1915 geëvacueerd naar de school in Sèvres).

De kinderen in West-Vleteren werden vanaf 16 mei 1915 toevertrouwd aan MARIE BERCHMANS, een Ieperse zuster van de ‘congregatie der zusters van Gits’ en priester JOSEPH DILGER. Tussen 16 maart 1915 en 31 maart 1917 verbleven 399 kinderen in de abdij van Westvleteren.

WISQUES – 26 maart 1915


naamlijst: http://www.xxxxxxx7.wordpress.com


In Wisques werd voor de meisjes opvang gevonden in de voormalige monnikenabdij van Saint-Pierre de Solesme (Le Grand Château). Onder de hoede van priester DECLERCQ vertrokken op 26 maart 1915 de eerste zes meisjes naar de schoolkolonie vergezeld door 4 zusters Paulinen uit Sint Juliaan die naar het klooster van de zusters Paulinen in Sint Jan-ter-Biezen waren gevlucht. Het aantal kinderen steeg kort daarna tot 99. Graaf ETIENNE de BEAUMONT zorgde voor de inrichting en de organisatie “l’Appui Belge” uit Parijs voor kledij. In Wisques was er gedurende enkele weken ook een crèche met 26 baby’s die daarna verhuisde naar Caëstre. In Caëstre werden de kinderen verzorgd door verpleegsters uit het St.-Camille-instituut. 
De meisjes kregen onderwijs van MARIE BAERT en MARIE DEFRANC uit Poperinge, MAES ZOË uit Sint Juliaan en MARIE BEELS uit Harelbeke. Bestuurster van de school was juffrouw VAN UXEM. Een van de personeelsleden SIDONIE LOWAGIE.

Wisques16meisjes met E.H. Declerq en zusters van St.-Juliaan

Wanneer priester DECLERCQ, die ook de geestelijke bestuurder was van de koninginnescholen in Vinkem, ontslag nam, werd hij in Wisques opgevolgd door priester CAMILLE DELAERE die op 9 mei 1915 als een van de laatsen Ieper had verlaten.

ACV_0055.JPG 

Priester DELAERE keert nadien nog een aantal keren naar Ieper terug, om samen met de Friends en Maria van den Steen, waardevolle documenten en voorwerpen uit kloosters, kerken en burgerhuizen te halen.

Ook zuster MARGRIET (EMMA BONCQUET) nam tot na de tweede slag om Ieper,  samen met enkele Ieperse pastoors, actief deel bij het evacueren van kinderen die door de ambulances van de Friends’ naar Wisques en Wizernes werden gebracht.

PhotoSt.-Camille verpleegsters in de crèche te Wisques

Wisques18

Wisques11

In de crèche met 15 meisjes en 8 jongens werd de leiding toevertrouwd aan PHILOMENE MENTEN uit Sint-Truiden, EMMA NOLLET uit Ieper en mevr. KAREL BASTIANEN. Zij werden bijgestaan door verpleegsters uit het St.-Camille Instituut uit Brussel.

Photoapril 1916: de koningin bezoekt Wizernes

WIZERNES – 26 april 1915


 naamlijst: http://www.xxxxxxx7.wordpress.com


Ondanks de bedoeling om de schoolkolonie voor jongens in Westvleteren te organiseren  besloot de organisatie Aide Civile Belge om een 40-tal jongens over te plaatsen naar Wizernes in de omgeving van St. Omer. Op 7 mei werd gestart met de schoolkolonie onder bestuur van priester JOSEPH DILGER en zuster GODELIEVE van het Ieperse weeshuis. In het midden van het dorp, aan de voet van enkele lage heuvels, was een onderkomen gevonden in twee dicht bij elkaar gelegen gebouwen met een ruime tuin. Het aantal bewoners steeg in de daaropvolgende weken tot 75. De neef van E.H.DILGER, priester JOSEPH CARREER, werd aangesteld als administratief medewerker van de schoolkolonie. Ze worden bijgestaan door een aantal zusters uit Gits (orde Saint-Vincent-de-Paul)

De jongens kregen onderwijs van: SIDONIE COELE  en IRMA DECORTE uit Gits, MARIE VALCKE uit Sint-Eloois-Vijve, AUGUSTA VERMOTE uit Pervijze, ZOË WYFFELS uit Westvleteren, ELODIE VANDERPLANCKE uit Wevelgem en ELIE ROOSE uit Alveringem. 

Bovenaan de heuvel stond een klooster omringd door een park waar een trainingsschool voor Britse – en Amerikaanse officieren lag. Iedere dag trokken de kinderen naar de top van de heuvel om de broodresten van de ontbijttafels op te halen waarmee de zusters een lekker gerecht klaar maakten.

Photo 4priester Dilger en zusters bij de jongens te Wizernes

De dagelijkse leiding in zowel Wisques als Wizernes was in handen van Belgische priesters die werden bijgestaan door kloosterzusters en personeel van Aide Civile Belge. Tot maart 1916 zorgde de organisatie voor alle werkingsmiddelen om de twee weeshuizen in stand te houden. Daarna kreeg ze een toelage van zowel de Franse overheid als het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken en in 1917 financiële steun van het Amerikaanse Rode Kruis. De gezondheid van de kinderen werd nauwkeurig bewaakt door artsen uit het naburige ziekenhuis van Malassise. Het Belgische Ministerie van Onderwijs subsidieerde vanaf juni 1916 het onderwijs in beide schoolkolonies.

1779184_10203342468265470_1307352968_n

o.a. Poperinge: Gequière Gaston en Omer

Om veiligheidsredenen verhuisden op 31 mei 1918 alle 74 kinderen uit de schoolkolonie van Wizernes met de zusters naar Joué-lès-Tours waar graaf ETIENNE de BEAUMONT het kasteel La Chaumette ter beschikking stelde. Het Amerikaanse Rode Kruis financierden de verplaatsing en de inrichting van deze nieuwe vestigingsplaats. Bestuurder CAMILLE DELAERE weigerde vooraf een aanbod van zowel de Belgische overheid om de kinderen over te plaatsen naar Loudun.

CAMILLE DELAERE wilde ten allen kostte de schoolkolonies onafhankelijk besturen waardoor hij vaak in conflict kwam met de overheid en hulporganisatie bij wie hij alsnog moest aankloppen voor het verkrijgen van materiële en financiële steun. Het zwakke administratieve bestuur van de schoolkolonie was vaak een discussiepunt tussen CAMILLE DELAERE en Relief departement for Belgium van het Amerikaanse Rode Kruis die de beide schoolkolonies steunden. De schoolkolonies die in 1918 een maandelijks een toelage van 3000 frank ontvingen werden pas twee maanden later uitbetaald dan voorzien wat typerend was voor de slechte verstandhouding.

In Joué-lès-Tours was zuster GODELIEVE verantwoordelijk voor de dagelijkse werking.

IMG_0847

SAMENWERKING

De organisatie Aide Civile Belge kon vanaf de lente 1915 een beroep doen op The Friends Ambulance Unit die kinderen uit de omgeving van Ieper en Poperinge ophaalde om naar de schoolkolonies in de omgeving van St.-Omer te brengen. Bij andere gelegenheden werden de opgehaalde kinderen naar Abele of Hazebroek gevoerd  en op de trein gezet die naar de schoolkolonies vertrok. Het was vooral gravin LOUISE d’URSEL, die zich bekommerde zich over het lot van deze kinderen.

MERLIMONT-PLAGE – 11 oktober 1915


* naamlijst:  http://www.xxxxxxx7.wordpress.com


Op het einde van de maand september in 1915 kwam er een verzoek van CHARLES de BROQUEVILLE, Belgische minister van oorlog, aan Aide Civile Belge voor de evacuatie en het vervoer van enkel kinderen van 3 tot 5 jaar uit de omgeving van Woesten en Oostvleteren. In de schoolkolonies onder toezicht van de overheid werden alleen leerplichtige kinderen toegelaten waardoor de nog jonge kinderen gedurende bepaalde periodes in barakken op het kasteeldomein of in de kelders van het Elisabeth ziekenhuis in Poperinge moesten schuilen in afwachting van hun evacuatie. Vaak een evacuatie naar een schoolkolonie van de Frans-Amerikaanse hulporganisatie Children of the Frontier.

FRUGES 

Op 30 september 1915 schreef arrondissementscommissaris BIEBUYCK van uit zijn kantoor te Watou een telegram naar minister BERRYER waarin hij verslag uitbracht over de uitgevoerde opdrachten en de voorlopige schuilplaats voor een 40-tal kinderen jonger dan 5 jaar in Château d’Hondt/Elisabeth ziekenhuis.
Na de gedwongen evacuatie schuilen de kinderen uit de regio’s Woesten en Reninge, aangevuld met kinderen uit Dikkebus nog steeds in de kelders van het kasteel D’Hondt langs de steenweg naar Reningelst in Poperinge wanneer CHARLES de BROQUEVILLE, die nauwe contacten onderhield met MARIA van den STEEN en LOUISE d’URSEL, aan de alarmbel trekt.

In zijn telegram van 4 oktober 1915 aan BERRYER maakt de BROQUEVILLE melding van de maatregelen die gravin d’URSEL noodgedwongen zal nemen om de kinderen over te brengen naar Fruges (Nord) waar Aide Civile Belge onder toezicht van de kloosterzusters van Woesten met een nieuwe schoolkolonie startte.
Arrondissementscommissaris ALBERT BIEBUYCK kreeg van zijn oversten de opdracht een bezoek te brengen aan LOUISE d’URSEL die bij het begin van de daarop volgende week naar Fruges, tussen Montreuil en St.-Omer, zou vertrekken.
Ondertussen was al beddengoed voor 120 à 150 slaapplaatsen aangekocht en een kasteel gehuurd. LOUISE d’URSEL had aan zuster Lucie, overste van het “klooster van de zusters van Maria” in Woesten gevraagd om de schoolkolonie te besturen.

Tijdens zijn bezoek op 7 oktober 1915 sprak de commissaris met de gravin af om geen verdere evacuaties uit te voeren zonder zijn toestemming. De hoogdringendheid haalt het echter van de principes, en 56 kinderen – tussen 3 en 7 jaar – en twee ouder dan 7 jaar, werden samen met 6 zusters uit Woesten overgebracht naar het kasteel te Fruges dat volgens de afspraak voorlopig alleen dienst zal doen als transitplaats. Het medische toezicht zou verzekerd worden door het militaire ziekenhuis van Montreuil.
In een telegram aan de minister schrijft Biebuyck dat het Comité Franco-Américain pour la Protection des Enfants de la Frontière in die periode tevergeefs op zoek was naar een vestigingsplaats voor 3 tot 7-jarigen in de buurt van Dieppe en hoopten om binnenkort iets te vinden in de rand van Parijs. Al 8 kloosterzusters uit Zillebeke hadden zich hiervoor beschikbaar gesteld bij gravin d’URSEL. 

Al sinds op 26 september 1915, de dag na de gedwongen evacuatie uit Woesten, waren WILLIAM MORDEY en zijn chauffeur COLIN ROWNTREE in Noord-Frankrijk op zoek naar vestigingsplaatsen voor een nieuwe schoolkolonie en bezochten zij enkele mogelijkheden in Randinghem, Fruges en Montreuil.

* 7 oktober: Mordey vindt hotel in Merlimont-Plage (C.Rowntree)

Midden oktober 1915 had WILLIAM MORDEY van de Friends een uitstekende, meer definitieve, plaats gevonden in een hotel (Grand Hôtel) in Merlimont-Plage, ten zuiden van Etaples. Het gebouw was uitgerust om 120 kinderen op te vangen. Ondanks een lichte difterie epidemie in de beginfase kon men vlot overgaan naar een stabiele werking.
Op 11 oktober 1915 is de inrichting klaar en vervoeren LOUISE d’URSEL en COLIN ROWNTREE de eerste twaalf kinderen naar Merlimont-Plage.
In december, wanneer ongeveer 100 kinderen geplaatst waren, nam het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken het bestuur over en werd het een ”Colonie Scolaire Belge”.
Van november 1914 tot mei 1916, alhoewel cijfers tijdens de eerste zes maanden van deze periode maar bij benadering waren, werden door Aide Civile Belge in totaal 2943 kinderen geëvacueerd. Later werden nog enkele evacuaties in de regio Armentières uitgevoerd in combinatie met een regeling voor het verwijderen van kinderen uit enkele dorpen en steden in Frans-Vlaanderen. Begin 1917 werd er voor dit doel een ambulancepost gestationeerd te Hazebroek.

BOUVELINGHEM

De crèche die in 1915 startte in Wisques en kort daarop verhuisde naar Caëstre werd om 4 uur, in de morgen van 12 april 1918, geëvacueerd wanneer Duitse soldaten het dorp naderden. Na een tussenkomst van koningin ELISABETH en generaal ROUQUEROL van het Franse leger werden de kinderen overgebracht naar Bouvelingem dat enkele kilometer ten zuid-westen van Wisques lag. De ambulances van de Friends die in Duinkerke waren gestationeerd vertrokken in spoed naar Caëstre waar de kinderbedjes met kinderen op de vrachtwagens werden geladen. Nog maar net was het laatste bedje opgeladen of er viel een bom nabij de barakken. Gedurende enkele dagen werden de kinderen en verpleegsters ondergebracht in een hooischuur tot er een definitief onderkomen werd gevonden. De kinderen werden in Bouvelinghem ondergebracht in een huis en enkele chalets die in de tuin met boomgaard stonden opgesteld.

caestre-3

Caëstre 1916

EBBLINGHEM

LES ENFANTS DE LA LYS”

In het voorjaar van 1918 werden door Aide Civile Belge, op verzoek van mevrouw LIOUVILLE, directrice van een organisatie die bekend stond als “l’Oeuvre des Enfants de la Lys”, evacuaties uitgevoerd in het Noorden van Frankrijk. Het doel van deze organisatie was om kinderen uit de industriële steden in de vallei van de Leie en kinderen uit het platteland rond Hazebroek te beschermen tegen het dreigende lenteoffensief van het Duitse leger. 

“De kinderen met een Franse ”cocarde” op hun kledij gespeld waren onwetende over waar het lot van de oorlog hen naar toe bracht.”

17-02-07_enfants-de-la-lys_lightbox.jpgMevr. Liouville, la duchesse de Sutherland en zusters van het Heilig Hart op de binnenkoer van het burgerlijk hospitaal van Hazebroek – 12 oktober 1918

Ondertussen was de Friends Ambulance Unit een schoolkolonie aan het inrichten op een heuvel in het noorden van het kleine Franse dorpje Ebblingem gelegen langs het treinspoor van Hazebroek naar St. Omer. De Franse en Belgische regeringen stelden loodsen, waarin ongeveer 100 kinderen konden verblijven, ter beschikking. Loodsen die in het najaar voornamelijk bevolkt waren met kinderen uit Ploegsteert, Le Bizet en het Franse Nieppe. In de periode tussen juni en augustus 1917 waren er 398 evacuaties van kinderen en volwassenen uit de bedreigde gebieden. Het was een onuitgegeven evenement met marcherende soldaten tussen eindeloze konvooien van overvolle, met kleine kinderen gevulde, ambulancewagens. Op 7 februari 1917 hadden de Friends een voertuig beschikbaar gesteld van Mevr. LIOUVILLE in het hoofdkwartier van Hazebroek en kreeg de organisatie een maandelijks bedrag van 450 Franse frank voor de lopende onderhoudskosten. 

1Untitled

In de eerste helft van 1918 waren 122 kinderen opgenomen in de schoolkolonie die werd bestuurd door zeven zusters en postulaten van Les Dames de la Sainte-Union uit Ploegsteert.
De evacuaties waren net voorbij wanneer de Franse Leiestreek, door de voortdurende beschietingen van de Duitsers, was herschapen in een oorlogsgebied. Hazebroek, Estaire, Sailly-sur-Lys, Erquinghem, La Gorgue en andere kleinere dorpen, waren op dat ogenblik dagelijks het doelwit van de lange afstand kanonnen van de vijand.
In april 1918 werden de kinderen als gevolg van het Duitse lenteoffensief geëvacueerd naar het kasteel van Tombebouc in het departement Lot-et-Garonne.

SUB-PAGINA’S