Kinderen van de Grens

De werkzaamheden van het ‘Comité Franco-Américain’ werden begin augustus 1914  in New York gestart als tijdelijke hulp voor vluchtelingen uit de door de oorlog getroffen gebieden. De hulporganisatie kreeg een permanenter karakter naargelang de oorlog vorderde, hulp noodzakelijker werd en ook kinderen uit enkele regio’s zoals Elzas en de Westhoek werden opgevangen.

VIA Component kopie2
Les Ombrages – Versailles

COMITE FRANCO-AMERICAIN POUR LA PROTECTION DES ENFANTS DE LA FRONTIERE

ONTSTAAN

FREDERICK REMI COUDERT, een Amerikaanse rechter en lid van het Huis van Afgevaardigden die bij het begin van de oorlog in Parijs op de Ambassade verbleef,  kreeg in augustus 1914 een dringende vraag van JEAN CRUPPI vicevoorzitter van de Franse kamer van afgevaardigden, om hulp te bieden aan kinderen uit de gevarenzone rond het Franse Belfort. Cruppi had 200 kinderen aangetroffen waarvoor dringend voedsel en veilige opvang moest worden gevonden. Een eerste groep kinderen evacueerde Cruppi zelf naar Nangis, ten zuid-oosten van Parijs, waar hij een eigendom had. De Franse overheid stelde hiervoor drie autobussen beschikbaar om hen naar het station van Belfort te brengen en met een militaire trein naar Parijs te vervoeren. 

E.Frontière-pp.jpg
aankomst kinderen uit de Westhoek – Parijs mei 1915

Na drie dagen verblijf te Nangis in het departement Seine-et-Marne onder toezicht van Gravin GREFUHLLE werden de kinderen overgebracht naar een oud klooster “Couvent Des Dames Blanches” in Yvetot waar 400 slaapplaatsen beschikbaar waren. De schoolkolonie stond onder algemeen toezicht van mevrouw Piettre, echtgenote van de substituut van Yvetot.

Enkele dagen later kreeg COUDERT een brief van AUGUST JACCACI met een voorstel om een hulporganisatie op te richten. 

WERKING

Onder toezicht van AUGUST F. JACCACI, voorzitter van de hulporganisatie, en samen met het Franse Rode-Kruis werden daarna een vijfentwintigtal schoolkolonies en een sanatorium voor honderden Belgische en Franse kinderen opgericht.

De verschillende schoolkolonies werden gesteund, door leden van het Comité, door giften en door een systeem van “peter/meterschap” waarbij Amerikaanse gezinnen de kinderen financieel steunden en van wie ze periodieke rapporten ontvingen en rechtstreeks mee konden corresponderen. De kledij voor deze kolonies werd door hulpcomités in de Verenigde Staten vervaardigd en samen met voedsel verscheept naar Frankrijk.

In enkele kolonies was het voor de kinderen mogelijk om les te volgen in scholen van nabij gelegen dorpen of steden. Wegens een gebrek aan of vanwege de gezondheid van de kinderen was het nodig om eigen kleuterscholen met gespecialiseerde leerkrachten op te richten. Kinderen kregen les tot de leeftijd van dertien jaar. Meisjes, ouder dan 14 jaar, werden opgeleid in o.a. huishoudkunde, naaien, kantklossen. De oudere jongens werden opgeleid in o.a. timmerwerk, landbouw.

Omdat in de schoolkolonies van de Belgische regering – Colonies Scolaires Belges – tot einde november 1915 alleen leerplichtige jongens van 6 tot 14 en meisjes van 6 tot 16 werden toegelaten kwamen heel wat kinderen uit de Westhoek dankzij de hulporganisatie AIDE CIVILE BELGE bij het Frans-Amerikaanse comité terecht. Ook GEORGIE FYFE en de pastoors SERRUYS en SOUBRY van de Poperinge St.-Jansparochie stuurden of begeleiden geregeld kinderen naar de schoolkolonies “Kinderen van de Grens”. 

GEZONDHEID

Meerdere kinderen kwamen blootsvoets in de kolonie aan met alleen een schort aan om hen te beschermen tegen de barre weersomstandigheden. Ze waren bang, ziek en in shockVolgens Dr. CHARLES FLECK, een Amerikaans fysicus die vier maanden in Frankrijk verbleef, hadden ongeveer 80% van de kinderen bij hun aankomst structurele onregelmatigheden voor ademhaling en spijsvertering. Dit hoge percentage was een gevolg van de erbarmelijke levensomstandigheden in hun land of streek van herkomst. In enkele gevallen waren aangepaste oefeningen nodig of volgden richtlijnen over hygiëne, en waren veel buitenactiviteiten nodig om voldoende te herstellen. Voor sommigen was een uitgebreider behandeling nodig. Het gezondheidswerk leidde tot betere resultaten waardoor de dokters al het volgende jaar een zomerkamp planden voor een tweehonderdtal kinderen die nood hadden aan bijzonder toezicht of specifieke behandelingen. De Amerikaanse tandarts A.P. BRODEUR had enkele maanden nodig om de slechte hygiënische conditie van de tanden te verbeteren.

Op 1 December 1917 verbleven 1365 kinderen, verdeeld over zeven Parijs depots en 27 schoolkolonies, in verschillende departementen van Frankrijk. 

MARRAINE

688 Amerikaanse families namen het peter/meterschap op voor de kinderen. Zij betaalden een bijdrage van 72 dollar per jaar voor de ondersteuning van hun adoptiekind en gemiddeld nog eens 25 dollar voor kleding en extra’s. Het Franse comité, vooral bestaande uit in Frankrijk wonende Amerikanen, richtte een ‘Kerstfonds’ op waardoor elk kind eenzelfde behandeling kreeg.

ZUSTERS VAN DE ST. JOZEFSCHOOL IEPER

KANTWERK

Photo
schoolkolonie ‘Les Ombrages’ Versailles

In de kolonies van Versailles: ‘Les Clarisses’ (20 meisjes) en ‘Les Ombrages’ (66 meisjes), stonden de zusters  van het Sint-Jozefinstituut uit Ieper in voor opvang, opvoeding en onderwijs. Zoals op bovenstaande foto’s te zien is, was hun kantonderwijs van hoogstaand niveau. De twee schoolkolonies stonden onder toezicht van gravin PIERRE de VIEL-CASTEL, mevrouw WALTER GAY en gravin CHARLES d’URSEL.

Ook in Oullins (45) en Rosay (21) waren de zuster van de Sint-Jozefschool uit Ieper aanwezig in gemengde schoolkolonies voor jongens en meisjes.

LOUISE d’URSEL (Aide Civil Belge) was in april 1915 verantwoordelijk voor het overbrengen van kinderen uit Proven en Watou naar Versailles. Minstens 300 kinderen uit Poperinge en omliggende dorpen verbleven in verschillende vestigingsplaatsen van het comité. Een van hen, NESTOR DELANOYE uit Poperinge, verbleef in het sanatorium van La Jonchère in de omgeving van Versailles.

Nestor Delanoye uit Poperinge

KvdFrontstreek
Jongens aan het werk in de groentetuin van de schoolkolonie te Morangis

VESTIGINGSPLAATSEN

Frontier vestiging kopie2

Schoolkolonie van Cheillé op Château de la Cour

In deze schoolkolonie, waarvan het kasteel op een heuvel op 25 km van de stad Tours stond, verbleven een 200-tal jongens die voornamelijk uit de Westhoek afkomstig waren. Omdat er onvoldoende water was op het kasteel, moesten de jongens dagelijks onder begeleiding van de nonnen naar een fontein in het dorp om zich te bevoorraden.

1095517

AlmaClarkeFrench_BMC_0038r-3