Zwitserland


naamlijsten: *zie https://xxxxxxx7.wordpress.com

In tegenstelling tot de schoolkolonies in Frankrijk was het evacueren van kinderen naar Zwitserland geen een initiatief van de Belgische overheid maar een spontaan voorstel van de burgerbevolking.

In Zwitserland was de leiding van de hulporganisatie “L’Oeuvre d’hospitalisation des refugiés belges” in handen van de oprichtster en voorzitster MARY WIDMER-CURTAT. In België was vooral GEORGIE FYFE, als afgevaardigde van de koningin, de drijvende kracht achter het opsporen, verzamelen en transporteren van kinderen naar Zwitserland.

ryckaert2 119

Tussen 23 september 1916 en 25 juli 1917 reden 27 treinkonvooien met in totaal 1474 kinderen naar Zwitserland. Uit de Westhoek vertrekken 16 konvooien en 9 uit bezet België.

Zij kwamen aan in:

  • Fribourg:  220 katholieke voor Suisse comité comité / 392  voor Rockefeller Foundation / 30 uit Verviers voor mr.Zusterstrasse – Lausanne
  • Genève: 22 katholieke en 47 protestantse 
  • Luzern: 114 katholieke voor Suisse comité / 17 voor Rockefeller Foundation
  • Vaud: 97 protestantse  voor Swedish comité / 77 katholieke voor Vaud comité / 191 protestantse voor Vaud comité
  • Valais: 103 katholieke voor Valais comitéé
  • Bienne: 31 protestantse voor Bern comité
  • Bern: 130 katholieke voor Bern comité / 17 protestantse voor Basel comité
  • Neufchâtel: 30 protestantse voor Neufchâtel comité

COMITE SUISSE DE SECOURS AUX REFUGIES BELGES 

Op 30 september en 1 oktober 1914 verschenen in de Zwitserse kranten La Tribune de Genève en La Gazette de Lausanne de eerste artikelen over de onfortuinlijke inwoners van de Westhoek geschreven door redacteur M.BAUTY, juffrouw LILA NYFFENEGGER en priester AMIET. In de daaropvolgende maand ook simultaan vragen over hulp aan Belgische oorlogsslachtoffers. Daarna werden in de krant “Feuille d’Avis de Montreux” alle redenen opgesomd voor een georganiseerde hulpactie. In een reactie op deze publicaties deed mevrouw WIDMER-CURTAT (Mary en haar man waren bevriend met het Belgisch koningshuis) op 5 oktober 1914 een oproep in de pers waarop een 60-tal personen positief antwoorden en het “Comité Lausannois” ontstaat. Hierna volgen ook de kantons Neuchâtel, Fribourg, Lucerne, Valais, Zurich, Bâle, Vaud en Genève.

Op 26 oktober 1914 bracht mevrouw WIDMER, voorzitter van het Comité Vaudois, alle vertegenwoordigers uit de verschillende kantons in Lausanne samen om praktische afspraken te maken. Een Comité Central de l’Oeuvre d’ hospitalisation des refugiés belges, met mevrouw WIDMER als de voorlopige voorzitter, werd opgericht. In de algemene vergadering van 7 november 1914 kozen de vertegenwoordigers uit alle kantons mevrouw WIDMER als voorzitter van het Comité Central dat moest instaan voor de relaties met de verschillende overheden en de ontvangst van de eerste vluchtelingen die via Frankrijk het land zouden binnen komen.

Op 1 juli 1913 verliet koningin Elisabeth Zwitserland na een verblijf van 6 weken in het sanatorium van Val-Mont-sur-Territet dat onder leiding stond van dokter August Widmer-Curtat. Zij verliet samen met koning Albert, die haar was komen ophalen, het station van Montreux met de express trein van 17.29 uur waar een speciale wagon werd aangekoppeld.

Tijdens een bijeenkomst van het Comité Central – 12 november 1914 – werd beslist een “Comité à Paris” op te starten om vluchtelingen te helpen bij hun vertrek naar Zwitserland. Boiceau, Roger de Cérenville en Demiéville vertegenwoordigen het kanton Vaud er is een vertegenwoordiger van het kanton Neuchâtel en 2 van het kanton Genève.

Op 28 november 1914 waren reeds 4.684 opvangplaatsen beschikbaar. 3.700 families wensten opvang te bieden voor kinderen zonder gezin. In die periode werden in ieder kanton geldophalingen georganiseerd en waren giften van kleren en schoenen welkom.

In tegenstelling tot wat men in Zwitserland had verwacht waren de eerste konvooien vanaf 6 december 1914 vooral samengesteld uit gezinnen met kinderen, en niet de verhoopte geïsoleerde kinderen, waardoor heel wat individuele hulp dreigde weg te vallen. Bovendien waren onder de vluchtelingen heel wat personen die naar Zwitserland kwamen om aan de dienstplicht te ontsnappen. Vooral in Suisse-Romande had men met ongeduld gewacht op de komst van ‘les petites Belges’. Vanaf de oprichting had het Comité Central de intentie om vooral hulp te bieden aan kinderen waardoor ze beslisten om van dan af enkel levensmiddelen en kledij ter beschikking te stellen aan kinderen in België op voorwaarde dat ze in Zwitserland terecht kwamen.

In de winter van 1914-1915 verbleven ongeveer 766 Belgische vluchtelingen in het college van Montriond te Lausanne .

Op 5 maart 1915 kreeg het comité het voorstel om een groep Belgische kinderen/vluchtelingen die in het Nederlandse Harderwijk verbleven naar Zwitserland over te brengen.

KINDEREN VAN DE KONINGIN (1915)

Na een onderhoud met koningin Elisabeth bracht mevrouw WIDMER op 1 mei 1915 het comité op de hoogte van de uitdrukkelijke wens van de koningin om aan Vlaamse kinderen opvang te bieden. Dit onderhoud resulteerde in het, met regelmaat, overbrengen van kinderen uit de Westhoek die werden verzameld door miss FYFE. Georgie was een  Schotse verpleegster die als Rode Kruis medewerkster in de frontstreek dicht bij de IJzer verbleef. De eerste vier konvooien van 15 en 30 juni, 1 en 2 juli 1915  brachten 154 kinderen over. In Valais kwamen 38 meisjes en 30 jongens terecht, in Fribourg 37 meisjes en 47 jongens, en 2 bleven in Lausanne.

  • Mercredi, jeudi et vendredi sont arrivés à Lausanne, venant de France, environ 110 enfants belges, filles et garçons, de 8 à 11 ans. Ils ont été reçus à la gare par Mme Widmer-Cutat, présidente du comité central des réfugiés belges, et quelques membres du dit comité. Les arrivants ont été conduits à la villa “La Muette”, avenue du Simplon, gracieusement mise par M.Mercier à la disposition du comité. Là, ils ont été visités et vaccinés. Ils sont partis par les trains l’après-midi pour les cantons de Fribourg et du Valais, ou ils seront répartis dans des familles qui se sont inscrites pour les recevoir.

Het eerste van een lange reeks treinkonvooien met 45 kinderen, die door Georgie Fyfe in de Westhoek werden geëvacueerd en door bemiddeling van de koningin naar Zwitserland konden vluchten, kwamen op dinsdag 15 juni 1915 in het station van Lausanne aan.
Een 12-tal van hen reisde verder naar het kanton Valais.
De andere 32 kwamen in de voormiddag om 10 uur in Fribourg aan waarna ze werden verdeeld onder verschillende instituten en gastgezinnen uit het kanton.
Het Comité central Suisse had 13.720 frank giften ontvangen om het verblijf van de kinderen te financieren.

AE30 - 27.jpg

Op de konvooien van 1 en 2 juli zaten respectievelijk 36 en 15 kinderen. Na hun aankomst in Lausanne werden de jongens en meisjes overgebracht naar “l’Ecole d’Infirmières” en “la Providence” om de volgende morgen te vertrekken naar verschillende dorpen uit het kanton Fribourg: Pensier, Montet, Bulle, Sorens, Le Pasuier, Albeuve, enz.. Gezien enkele kinderen twee of drie broers en/of zusjes hadden en weeskind waren langs vaders of moeders zijde, zorgde het Centraal Comité ervoor dat deze kinderen niet ver van elkaar werden opgevangen in een gastgezin of instituut.

Na deze eerste samenwerking tussen het comité en de hulporganisatie van GEORGIE FYFE werden regelmatig nieuwe konvooien samengesteld. In juli, augustus en september waren dit 10 konvooien met in totaal 574 kinderen. In december 1917 was het aantal konvooien opgelopen tot 19. Die eerste groep kinderen uit de Westhoek kreeg in Zwitserland de roepnaam “Kinderen van de koningin”.

Op 11 oktober 1915 schreef Mevr. Widmer naar koningin Elisabeth: “Mon télégramme vous a dit aussi notre espoir  que vous consentiriez à nous envoyer encore des enfants à partir du 18 octobre. Depuis lors j’ai reçu de nouvelles offres et je crois, Madame, pouvoir vous offrir de chercher bientôt un autre convoi à Paris après celui que nous espérons voir arriver la semaine prochaine. Les petites filles sont surtout demandées. Elles sont plus facile à loger dans les familles et nos instituts catholique pour fillettes veulent en recevoir beaucoup. Si donc on peut bous donner beaucoup de petites filles nous serons ravis.”

Maandelijks vertrokken treinen, auto’s of tram’s met kinderen vanuit Poperinge naar Adinkerke of Hazebrouck en verder via Calais tot in Parijs waar ze  in Salle Wagram (een historisch gebouw met zes zalen in het hartje van de stad) konden verblijven en door een dokter werden onderzocht. GEORGIE FYFE had in het laatste oorlogsjaar in Neuilly-sur-Seine nabij Parijs ook twee transit-huizen ter beschikking voor tijdelijk opvang.

Op 20 maart 1916 begeleidde Miss FYFE de kinderen zelfs tot in Zwitserland waar ze de kinderen aan mevrouw CLEMENT toevertrouwde.

198565.jpg

 de kinderen na aankomst van het 15de konvooi – juni 1916 – Mary Widmer-Curtat (twee dame vanaf links?) 

Na verloop van tijd slaagde de Zwitserse hulporganisatie in haar opzet en werden vooral kinderen naar de kantons Fribourg, Lucerne, en Valais overgebracht. Van de eerste groep die op 15 en 30 juni 1915 was vertrokken verbleven er een 50-tal kinderen bij pleegouders te Echallens, Villars-le-Terroir, Saint-Barthélemy, Bottens, Morges, Montreux, Bulle, Brassus, enz. en onderwijs volgden in de kantonale scholen. Zelfs in bergachtige regio’s zoals Gruyère slaagde men er in om een groot aantal kinderen bij families te plaatsen. Veel gezinnen die geen kinderen konden logeren leverden maandelijks een financiële bijdrage. Ook de Rockefeller Foundation adopteerde een aantal kinderen onder de vorm van een subsidie aan adoptieouders.

Om dit alles te organiseren werden hulpcomité’s opgericht in Bienne, Fribourg, Genève, Lausanne, Luzern en Sion… In november 1915 hadden reeds 800 kinderen een veilige verblijfplaats. Op 31 december 1916 waren er 960 kinderen uit de Westhoek: meestal in de kantons Fribourg, Genève, Wallis en Vaud. Eind oktober 1917 waren reeds meer dan 2.000 kinderen opgevangen dankzij het Comité Central waaronder 240 in het kanton Vaud en wachtte men op nog anderen. Reeds 29 konvooien waren het station van Lausanne binnengereden en andere volgden.

Bij aankomst in Lausanne was er een steeds terugkerende afspraak voor een douche in de wasserijen van Marceau en Haldimand of in het badhuis Grand-Pont gevolgd door een grondig medisch onderzoek. Zieke kinderen werden in een hospitaal ondergebracht en zwakkeren in observatie geplaatst. Verschillende kinderen moesten ook ingeënt worden. Daarna volgde de bedeling van nieuwe kledij en een lunch in de turnzaal van het orthopedisch hospitaal in de avenue d’Echallens nabij het station waar ze ook konden overnachten onder toezicht van de verpleegsters van l’Ecole de la Source.

In Fribourg werden de kinderen na hun aankomst overgebracht naar l’Ecole des infirmières bij de Soeurs de St.-Joseph de Lyon en in Bulle naar l’Hospice van de stad.

Bij enkele kinderen die in gastgezinnen verbleven stelde men na verloop van tijd vast dat ze hun moedertaal verleerden en hun vaderlandsliefde afnam. Om dit te verhelpen organiseerde het comité Fribourg wekelijkse bijeenkomsten met leerkrachten die lessen godsdienst, geschiedenis en aardrijkskunde gaven.
Wanneer de vraag naar kinderen bij particulieren verminderde werd ook aan ‘tehuizen’ of ‘kostscholen’ een oproep gedaan. In deze vestigingen waren er tegen einde mei 1916 reeds 755 kinderen uit de Westhoek:

Photo

 Te Cottens – kanton Fribourg – gingen Belgische kinderen naar de lagere school (o.a. Depoorter Kamiel, Pauwels Cyrille, Verly Michel,…)

Op een moment dat alle beschikbare plaatsen bijna volzet waren kwam een initiatief van de Rockefeller Foundation die samen met Commission for Belgium van het Amerikaanse Rode Kruis een aantal schoolkolonies oprichtte.

De Belgische industrieel ERNEST SOLVAY, voorzitter van het Nationaal Voedselcomité, die in september 1917, na een tramongeval aan de rue Lesbroussart te Brussel, in Zwitserland herstelde schonk twee maal een belangrijke financiële bijdrage aan het Comité Central Suisse voor de opvang van Belgische kinderen.

 ASILE DU SERVAN (1916)

Na een bijeenkomst op 10 mei 1916 van de “Assemblée Générale Vaudoise” in ‘la Maison du Peuple’ in Lausanne, stelden mevrouw LOUISE BELLET en haar dochter MARIA AMPARO spontaan voor om een aantal Belgische kinderen op te nemen, hun reis en onderhoud te financieren en in te staan voor hun opvoeding. Acht dagen later hadden de dames de Villa Servan in de wijk Ouchy in Lausanne gehuurd, klaargemaakt en bemeubeld om vanaf 18 mei 1916 de eerste dertig kinderen te kunnen ontvangen. Voor de opvang en het onderwijs werd beroep gedaan op vier zusters van de orde Saint-Vincent-de-Paul. Op donderdag 20 mei 1916 arriviveerde in Lausanne een konvooi van Georgie Fyfe met 54 kinderen waarvan een aantal werden overgebracht naar Villa Servan.

  • directrice school: zuster Madeleine
  • onderwijs: zuster Emilie , Mr.Vandevelde
  • aalmoezenier: E.H.Bogaert
  • personeel: zuster Camille (keuken), zuster Rose (onderhoud), zuster Hélène (crèche)

Het aantal kinderen die in de villa onder de verantwoordelijkheid vielen van het Comité Central liep kort daarna op tot 50. Van deze kinderen was een groot aantal afkomstig uit Poperinge en omliggende.

Op onderstaande foto staan de juffrouwen Bellet afgebeeld met vier Zwitserse zusters Paulinen en onder andere de  ‘Poperingenaars’ Lefever André, Verhaeghe Maurice, Garcy Emmeric, Chaerle Jozef, Onraedt Guillaume, Onraedt Julien, Onraedt Amedée, Tally Valère , Vansteenlandt Arthur, Maurice en Firmin, Beddeleem Marcel,  Bonduelle Leopold, Bonduelle Albert, Bonduelle André en Prosper Maes.Photo kopie 2IMG_0233

Kerstfeest bij de Belgische kinderen. (19.11.1916)

“Un arbre de Noël pour les enfants belges aura lieu le 26 décembre à l’asile du Servan. Les personnes charitables qui voudraient s’intéresser à cette fête sont instamment priées de remettre leurs dons en espèces ou en nature: jouets, vêtements, douceurs à Mme L.Bellet, Pré de la Croix, avenue d’Ouchy, 26, qui remercie un plaisir de les inviter.”

Servan

ROCKEFFELLER  FOUNDATION (1916)

In de vergadering van het centraal comité van 19 juli 1916 bracht WIDMER de afgevaardigden van de kantons op de hoogte van het voorstel van de Rockefeller Foundation aan het kantonnaal comité Fribourg om de onkosten voor transport van 500 kinderen uit België op zich te nemen en de verblijfskosten te financieren.

Een contract over opvang van deze groep kinderen werd onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Commission ‘War Relief’ van Rockefeller Foundation, GEORGIE FYFE, als vertegenwoordigster van koningin Elisabeth, MARY WIDMER-CURTAT en vertegenwoordigers van het Comité Fribourg.

Tussen het Rockefeller Fonds/War Reliëf Commission (WARWICK GREENE) en het Comité Central (MARY WIDMER-CURTAT) werden op 28 juli 1916 afspraken gemaakt over aanzienlijke en noodzakelijke financiële steun maatregelen ( 73.000 dollar het eerste jaar, 51.00 dollar vanaf  het tweede jaar) voor opvoeding en onderwijs van maximaal 500 kinderen afkomstig uit niet bezet België. Het fonds gaf ook de toelating om bestuurders, onderwijzers en personeel aan te werven en meubilair aan te kopen. De kinderen zouden opgevoed worden volgens hun geloofsovertuiging. Vooral mevrouw CLEMENT en barones DE MONTENACH waren de stuwende krachten voor dit initiatief binnen het Comité de Fribourg.

The Rockefeller Foundation werkte voor haar project samen met het Amerikaanse Rode Kruis en de comité’s van de cantons Fribourg, Vaudois en Lucerne.

Er waren 3 types van opvang:

  • Instellingen die door het comité Fribourg werden beheerd: Château Vaulrus, Villa St.-Joseph, the New Villa en Villar-les-Joncs
  • Instellingen in kloosters die reeds voor de oorlog bestonden: Villa Rheatia en St.-Agnes (Lucerne), Wurmsbach (Zurich), Klösterli (Argau) en Immensee (Schwyts)
  • Speciale instellingen: opvoedingsgesticht Drognens (Fribourg), dovenschool te Gruyère en tuberculose patiënten Leysin (Vaud).

Op 23 september 1916 kwam, na een treinrit van 36 tot 40 uur, een eerste van 9 konvooien met 26 meisjes en 40 jongens aan in Lauzanne waar ze verwelkomd werden door dames van het comité en naar een plaatselijk hospitaal werden gebracht voor medisch onderzoek. In de vooravond werden de jongens, die door de plaatselijke bevolking ‘les Rockefellers’ werden genoemd, verplaatst naar het château de Vaulruz en de meisjes naar villa Saint Joseph te Guintzet/Fribourg.

De kinderen waren veelal 5 à 16 jaar (jongste 2 en het oudste 16 jaar). De andere acht konvooien kwamen aan op 25 november 1916, 3 maart 1917,  31 mei, 3 juni 1917, 28 juli 1917 29 juli 1917, 15 oktober 1917 en 18 oktober 1917. Op 3 maart, 31 mei en 2 juni, op 29 juli en 15 oktober 1917 maakten ook Waalse kinderen uit de regio Luik deel uit van de konvooien.

Jongens en meisjes werden in vijf vestingen geplaatst:

  • Kasteel van Vaulruz te Vaulruz – 130 jongens

– december 1918: La Tour-de-Trème nabij Bulle, een technische school voor de kinderen uit Vaulruz

  • Villa St.-Joseph Guintzet Fribourg – Instituut Notre Dame de Compassion- 85 meisjes (gesloten op 26 maart 1919). Later verhuisde de groep naar Petit Rome te Fribourg
  • Instituut (Route) de Villars-les-Joncs te Fribourg – 60 jongens (later verplaatst naar Petit-Rome)
  • New Villa – La Pouponnière te Fribourg – 54 kinderen van 2 tot 7 jaar en twee gediplomeerder verpleegsters: Margeuritte en Marie Clarys
  • Châlet Edelweiss te Leysin: een sanatorium voor een 15-tal kinderen

Het verhaal van MARCEL DECORTE – Vaulruz: ” We maakten geregeld een wandeling naar het stadje Bulle om er de mis bij te wonen. Op een keer is het opnieuw glad en worden tot jolijt van de kinderen de sleeën bovengehaald. Vijftien kinderen maken gebruik van een grote ijsslee, de meeste anderen glijden per twee of drie naar beneden. Ik treuzel tot de allerlaatste om de afdaling in mijn eentje te doen. Bijna veroorzaak ik een botsing met een andere slede maar kom uiteindelijk behouden in Bulle aan. Ergens in 1919 mogen de kinderen van de schoolkolonie toneel spelen voor de bevolking van Vaulruz, enkele dagen later krijgen we nieuwe hemden en mogen naar huis”.

1917

Een eerste konvooi met Waalse kinderen uit de regio Charleroi kwam aan op 22 januari 1917 gevolgd door 10 kinderen uit gezinnen van mijnwerkers uit de provincie Luik. In november kwam er extra steun van het Amerikaanse Rode Kruis die 570 kinderen uit Franstalig België,  geselecteerd door  het Nationaal Hulp- en Voedselcomité, overbrengt naar Zwitserland. De Waalse kinderen uit Charleroi kwamen dankzij een initiatief van in Zwitserland verblijvende Belgische priesters en met de medewerking van de Duitse overheid. Op 14 januari 1918 werden dertig van deze kinderen, van wie de ouders in Frankrijk verbleven, overgeplaatst naar de koninginneschool van Le Glandier in Frankrijk.

Widmer+kinderen.jpg

Aankomst van een 10-tal kinderen op 17 februari 1917

Een reorganisatie op het kasteel te Vaulruz plaatste de schoolkolonie onder Belgisch intern toezicht. Bijgestaan door zusters van de kloostergemeenschap Saint Vincent de Paul werden Belgisch militairen aangesteld voor de fysieke zorg van de kinderen. Tijdens de zomer van 1917 deelden de kinderen hun tijd tussen lessen in de school en onderhoud van de groentetuin of waren er  uitstappen naar het nabijgelegen stadje Bulle. Begin september 1917 waren er reeds vergevorderde plannen om in Vaulruz een technische school op te starten waarmee op het einde van 1918 in La Tour-de-Trème, een buitenwijk van Bulle, werd gestart. Zoals in het Institut St-Joseph werden in Vaulruz de lessen in het Nederlands en Frans gegeven. In het Institut St.-Joseph werden de vakken voor een 10-tal grotere meisjes aangepast en kreeg men ook een opleiding huishouden. Onder begeleiding van een lerares werden de maaltijden voor de kolonie klaargemaakt en in de namiddag waren er theorievakken over bereidingen, economie, hygiëne en technische vaardigheden in de keuken. In de “Pouponnière” werd er na enkele maanden ook een kleuterschool ingericht. De school van Villars-les-Joncs was in tegenstelling tot Vaulruz vanaf de start onder Belgisch intern toezicht.

Wanneer de zeven schoolkolonies van de Rockefeller Foundation met 500 kinderen niet meer volstonden om de instroom van nieuwe kinderen op te vangen werden overeenkomsten afgesloten met comité’s uit andere kanton’s die kleinere groepen plaatsten in bestaande instituten en opvanghuizen.

  • Ecole Normale Hauterive
  • Pensionnat du ‘Sacré-Coeur’ Estavayer – Meisjesschool van de congregatie Soeurs d’Ingenbohl
  • l’Instituut Sonnenwyl Fribourg
  • l’Orphelinat Romont – Cisterciënzer abdij Notre-Dame de la Fille de Dieu
  • Institut Duvillard Epagny (Gruyère)
  • Institut Stella Alpina Amden nabij het meer van Wallenstadt
  • l’Orphelinat La Roche – La Providence te Fribourg

img_0256-1

Estavayer-le-Lac

INSTITUTEN onder toezicht van kantonnale comité’s. Onder andere:

  • Sainte-Agnés Lucerne – 19 meisjes – Dominicanen klooster
  • Pensionnat de Wurmsbach Zurich
  • Villa Raetia Lucerne – klooster met Portugese religieuzen
  • Villa Saint Charles Vordermeggen gelegen nabij Le Lac des Quatre-Cantons
  • l’Institut Klösterli Baden
  • Institut de Bethléem Immensee (Jezuïtenklooster):  In april 1917 werden de 18 jongens uit deze kolonie geadopteerd door Rockefeller Foundation

Estavayer

Immensee

Er waren ook enkele speciale opvanghuizen zoals het Instituut van Seedorf waar 11 kinderen met beperkingen werden geplaatst. In Gruyère was er opvang voor doofstomme kinderen kinderen met gedragsproblemen. In Bulle was er een hospitaal voor Belgische kinderen.

COMITE SUEDOIS DE SECOURS AUX ENFANTS BELGES EN SUISSE (1917)

In de zomer van 1916 kreeg ANNA GLASELL, echtgenote van professor Gunnar Andersson, de gelegenheid om de opvang en verzorging van Belgische kinderen nauwlettend te bestuderen tijdens een bezoek aan Zwitserland. De meeste van deze kinderen kwamen uit het bezette deel van België waar soldaten in huizen werden ingekwartierd, onderwijs sinds het begin van de oorlog ondergeschikte was en kinderen dagelijkse in contact kwamen met alle ellende van een oorlog.

Anna Glassell-Andersson bracht tijdens haar verblijf een bezoek aan mevrouw Widmer-Curtat de voorzitster van het Zwitserse Centraal Comité voor Hulp aan Belgische vluchtelingen. “Een speelse en energieke vrouw die zich volledig aan dit werk wijdde.” schreef Anna in een Stockholms dagblad.

Na deze bezoeken rijpte het idee om in haar thuisland belangstelling te wekken en middelen te verzamelen voor een kleine Zweedse schoolkolonie met Belgische kinderen in Zwitserland.

Terug in haar haar woonplaats te Djursholm nabij Stockholm deed ze via de pers een oproep aan de Zweedse bevolking om het project voor de Belgische kinderen te steunen en schreef in een kleine brochure “Red Belgische kinderen!”: “Ik weiger toe te geven dat de Zweden minder beschikbaar zijn voor solidariteit en gevoelens van medeleven. Wordt de oorlog enkel beschouwd als een vreselijke en prachtig schouwspel?
Is de menselijke armoede zo groot dat we geen helpende hand kunnen reiken aan de ongelukkigen buiten ons eigen land? Misschien is er nood aan een heropleving van onze vaak geprezen vrijhevigheid!”
Met haar provocerende en uitdagende woorden waarvan het hele land schrok, streefde mevrouw Glassell-Anderson naar een meer open geest bij haar landgenoten. Haar inspanningen waren succesvol.
Meerdere families beloofden een financiële bijdrage voor één of meerdere kinderen en zij die het zich enkel konden veroorloven om te betalen voor het onderhoud van één kind sloten zich aan bij een grotere groep die het hulpprogramma met kleinere bijdragen steunde.
Ook in diverse scholen werd geld ingezameld waardoor het mogelijk werd om één of meer projecten op te starten.
Voor het verblijf van één kind werd gerekend op een kostprijs van 420 Zweedse kronen en de reiskosten werden geschat op 30 kronen.
Dankzij de solidariteit van haar landgenoten werd samen met Anna Lindhagen, een socialistische politica, de hulporganisatie Avensa opgericht.

Op 9 december 1916 was het project in die mate gevorderd dat er formeel contact werd opgenomen met het Zwitserse centraal comité en een contract voor de opstart van een Zweedse schoolkolonie voor Belgische protestantse kinderen kon worden ondertekend:

  • de vergoeding voor elk kind werd vastgelegd op twee Zwitserse frank per dag
  • Avensa betaald de reis van de kinderen van België naar Zwitserland en terug, reis mocht niet méér dan 45 fr. per kind bedragen
  • het Zwitserse Comité betaald met deze bijdrage voeding, kleding en onderwijs
  • het Zweedse comité verbond zich ertoe om het onderhoud van de kinderen te betalen tot na de oorlog wanneer de kinderen in staat waren om naar België terug te keren
  • door de Zwitserse commissie zou bepaald worden hoe ze de Belgische kinderen zou opgevangen
  • de uitgaven zouden iedere maand vooraf betaald worden.

Anna Glasell-Andersson betaalde met eigen middelen de reis en verblijfskosten voor 20 kinderen. De andere 80 kinderen waren ten laste van de Zweedse hulporganistatie.

De kinderen die eerst, verspreid verbleven bij een aantal families in Lausanne, werden later gegroepeerd: op 31 oktober 1917 verbleven in de schoolkolonie “Foyer Fauvettes” in Corsy-sur-la Conversion, op 5 minuten van het station van Lausanne, 35 Belgische meisjes en 5 kleinere jongens onder toezicht van het echtpaar BUGNON, terwijl 40 jongens in de Villa St.-Roch aan de chemin Vinet in Lausanne verbleven onder toezicht van mevrouw GMEHLIN.
Wegens een gebrek aan ruimte werd een derde groep met 14 protestantse kinderen op 16 december 1917 ondergebracht in l’Institut Evangélique van Locarno in het zuiden van Zwitserland.

1918 Corsy-Lutry.jpg

De kinderen volgden allemaal les in de kantonnale scholen van Beaulieu en Saint-Roch die ’s morgens om 7.00 uur begonnen (in de zomer was er tussen 11.00 en 15.00 uur geen les).
Daarna volgden ze opnieuw les tot 16.30 uur en was er studie’ tot 18.30 uur.
Een jonge Belgische leerkracht die in Lausanne verbleef kwam iedere dag van 16.00 tot 21.00 uur ’s avonds langs om het onderwijs van de jongens of meisjes op te volgen.
Op zaterdag was er geen school, die dag waren er ’s morgens grote wandelingen of turnen onder leiding van twee luitenanten.
De zaterdagnamiddag werd er ook geschiedenisles gegeven door een andere jonge Belgische soldaat.
De zondagen waren vaak zeer gevarieerd: kinderen kregen bezoek van landgenoten of Zwitserse vrienden.
Tijdens de verlofdagen kon een aantal kinderen tuinieren of huishoudelijk werk verrichten. Na de de herfstvakantie van 1918 begonnen vele oudere kinderen aan een beroepsopleiding.

198620 -Laussanne.jpg

aankomst van Waalse kinderen “Comité Suédois” – februari 1917

VERTREK

Woensdag 15 maart 1919 was er veel volk opgekomen aan het station van Lausanne om het vertrek bij te wonen van Belgische vluchtelingen die hun kanton verlieten. Om 10.50 uur vertrok de trein richting Neuchatel. De Belgische kinderen die in Lausanne verbleven en pas binnen enkele weken zouden vertrekken stonden met tranen in de ogen te kijken naar het schouwspel.

Een speciale trein met 650 kinderen vertrok op dinsdag 21 maart 1919 uit het station van Lausanne met bestemming Luik. In het station werden de kinderen uitgewuifd door May Widmer-Curtat, dokter Machon en Roger de Cérenville van het Zwitserse hulpcomité. De trein zou via Alsace-Lorraine naar België rijden. In het station was er een pakkend afscheid tussen de kinderen en hun pleegouders die soms meerdere jaren voor hen hadden gezorgd.

Woensdag 22 maart 1919 verzamelde en groep Waalse kinderen bij het Comité Vaudoise aan de rue Ruchonnet nr.10 in Lausanne om rond de middag met een treinkonvooi te vertrekken naar België. Tot in Luik werden ze begeleid door leden van het Comité Central Suisse.

Maandag 25 maart 1919 verzamelden 700 Belgische kinderen in het station van Bazel om de trein naar België te nemen. Verschillende groepen uit Neuchâtel, Bienne, Lucerne en Lugano waren in de loop van de dag reeds aangekomen en sloten zich aan bij de jongens en meisjes die reeds twee jaar in Bazel verbleven. De grootste groep was op de middag uit Lausanne vertrokken en reed om 17.30 uur het station van Bazel binnen. Het waren 150 Waalse kinderen die op kosten van de Rockefeller Foundation in Fribourg verbleven en evenveel kinderen die voor de Belgische overheid  werden opgevangen door het echtpaar A. de Castella op Château Rossière in Belfaux. Om 19 uur werd de repatriëring naar Mulhouse in de Franse regio Alsace gestart. Het Amerikaanse Rode Kruis had gezorgd voor voldoende voorrad eten en drinken voor onderweg. “Le départ a éré émouvant, surtout pour le vagon qui contenait la colonie bâloise; protégés et protectrices pleuraient. Le quai était couvert d’amis, et les ponts qui traversent la voie étaient chargés d’un public sympathique. Le train s’est ébranlé au milieu d’ovations prolongées, et des yeux humides int euivi jusqu’au prochain détour les voyageurs qui, penchés aux portières, brandissaient les drapeaus belge et suisse.” Na Straatsburg, Mets en Thionville arriveerde het konvooi ’s morgenvroeg in Luxemburg.

Bij hun aankomst in het station van Luik werden de kinderen verwelkomd door een uitgelaten menigte die hen opwachtte.

Woensdag 2 april 1919 was het vertrek van 11 kinderen uit Sion voorzien. De vertrek datum werd gewijzigd om op het einde van de maand  één groot konvooi met kinderen naar België te repatriëren.

Op woensdag 23 april 1919 vertrok een treinkovooi met 220 kinderen, waaronder een 100-tal Vlamingen die bij Zwitserse gastgezinnen in het kanton Fribourg verbleven, via Lausanne naar België.